In 2018 gaf 0,7% van de bevolking van 15 jaar en ouder aan in het afgelopen jaar een beroerte te hebben gehad. Dit percentage stijgt met de leeftijd en bereikt 1,7% bij mensen van 65 jaar en ouder.
Bij mensen van 65 jaar en ouder was de zelfgerapporteerde prevalentie van een beroerte hoger bij mannen in de drie regio's.
In 2021 werd het aantal mensen bij wie een beroerte werd vastgesteld, geschat op 18.550 (161 gevallen per 100.000 inwoners) in België.
Tussen 2016 en 2021 is de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van acute beroerte gedaald bij mannen en vrouwen, met respectievelijk 11% en 15%.
2.Prevalentie van beroertes
Meer mannen dan vrouwen rapporteerden een beroerte te hebben gehad
IIn 2018 gaf 0,7% van de bevolking van 15 jaar en ouder aan in het afgelopen jaar een beroerte te hebben gehad. Dit percentage neemt toe met de leeftijd en bereikt 1,7% bij mensen van 65 jaar en ouder en 2,4% bij mensen van 75 jaar en ouder.
De voor leeftijd gecorrigeerde zelfgerapporteerde prevalentie van een beroerte was 2%. In alle leeftijdsgroepen kwamen beroertes vaker voor bij mannen. De leeftijdsgecorrigeerde zelfgerapporteerde prevalentie van beroerte was hoger bij mannen (3,5%) dan bij vrouwen (0,9%).
Het geslachtsverschil was meer uitgesproken bij mensen van 65 jaar en ouder, bij wie de prevalentie van een beroerte 3 tot 6 keer zo hoog was dan bij mannen.
Het aantal beroertes is hoger bij mannen dan vrouwen in alle gewesten
In 2018 was de leeftijdsgecorrigeerde prevalentie van beroertes bij 65-plussers hoger bij mannen in alle gewesten, met het meest uitgesproken verschil in het Vlaamse Gewest. Het aantal vrouwen dat aangeeft het voorbije jaar een beroerte te hebben gehad, is het hoogst in het Waalse Gewest, gevolgd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en het laagst in het Vlaamse Gewest. Het kleinere aantal vrouwen van 65 jaar en ouder dat aangeeft een beroerte te hebben gehad in het Vlaamse Gewest kan te wijten zijn aan de kleine subgroep en schommelingen in de populatie van de studie.
Zelf-gerapporteerde prevalentie van een beroerte bij 65-plussers volgens geslacht en gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
De prevalentie van beroertes daalt bij vrouwen van 65 jaar en ouder en stijgt bij mannen van 65 jaar en ouder
De leeftijdsgecorrigeerde prevalentie van beroertes bij vrouwen van 65 jaar en ouder is tussen 1997 en 2018 gedaald, wat resulteerde in een totale daling van 87% (voornamelijk veroorzaakt door een waargenomen daling tussen 1997 en 2001). Sinds 1997 stijgt de de zelf-gerapporteerde prevalentie van een beroerte bij mannen van 65 jaar en ouder met 40%. De waargenomen, gestegen prevalentie bij mannen van 65 jaar en ouder was echter niet significant.
Bij mannen van 65 jaar en ouder fluctueren de regionale patronen in de loop van de tijd en zijn er geen duidelijke conclusies. Bij vrouwen van 65 jaar en ouder is de prevalentie van beroertes tussen 1997 en 2018 in alle regio's gedaald.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van een beroerte bij mannen van 65 jaar en ouder, België, 1997-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van een beroerte bij vrouwen van 65 jaar en ouder, België, 1997-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
De prevalentie van beroertes is gerelateerd aan het opleidingsniveau
De bruto zelf-gerapporteerde prevalentie van een beroerte in de bevolking van 65 jaar en ouder is hoger bij mensen met een laag opleidingsniveau (3,4%) in vergelijking met mensen met een gemiddeld (0,9%) of hoog (1,4%) opleidingsniveau. Zelfs na correctie voor leeftijd blijven deze belangrijke verschillen tussen de verschillende opleidingsniveaus bestaan. Opleidingsniveau wordt gebruikt als indicator voor sociaaleconomische status op individueel niveau. Deze bevindingen suggereren dat de bevolking van 65 jaar en ouder met een lagere sociaaleconomische status een hogere prevalentie van een beroerte rapporteren in vergelijking met mensen met een hogere sociaaleconomische status.
3.Incidentie van beroertes
Meeste ziekenhuisopnames voor beroerte bij mannen in de leeftijdsgroep 80-84 jaar en bij vrouwen in de leeftijdsgroep 85-89 jaar
In 2021 werd het aantal personen met een acute beroerte bij ziekenhuisopname geschat op 15.359 (133 diagnoses per 100.000 inwoners), waarvan er 13.153 levend werden ontslagen en 2.206 overleden. Het totale aantal personen met een acute beroerte, inclusief degenen die overleden zonder een ziekenhuisopname, werd in België geschat op 18.550 (161 gevallen per 100.000 inwoners).
Van de mensen met een acute beroerte was 50,6% man. Het aantal mensen dat in het ziekenhuis werd opgenomen vanwege een acute beroerte was hoger bij mannen in jongere leeftijdsgroepen en hoger bij vrouwen in oudere leeftijdsgroepen (80+ jaar). Het hoogste aantal acute beroertes werd waargenomen in de leeftijdsgroep 80-84 jaar bij mannen en in de leeftijdsgroep 85-89 jaar bij vrouwen. De incidentie van beroertes stijgt met de leeftijd en was hoger bij mannen in alle leeftijdsgroepen behalve in de 95+ leeftijdsgroep.
Lagere incidentie van beroertes in Brussel in vergelijking met de andere Belgische regio's in 2021
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van acute beroerte 167 per 100.000 bij mannen en 121 per 100.000 bij vrouwen in 2021, en in vergelijking met de andere gewesten lager bij beide geslachten. In het Waalse Gewest was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van acute beroerte 186 per 100.000 bij mannen en 140 per 100.000 bij vrouwen, die zijn vergelijkbaar de leeftijdsgecorrigeerde Belgische incidentie (respectievelijk 191 per 100.000 en 141 per 100.000). In het Vlaamse Gewest was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van acute beroerte 195 per 100.000 bij mannen en 145 per 100.000 bij vrouwen.
Incidentie acute beroerte daalt van 2016 tot 2021 in België, met een meer uitgesproken daling bij mannen dan bij vrouwen
Tussen 2016 en 2021 nam de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van acute beroertes voor beide geslachten af in België, van 214 per 100.000 in 2016 naar 190 per 100.000 in 2021 bij mannen en van 160 per 100.000 in 2016 naar 136 per 100.000 in 2021 bij vrouwen. Deze daling was meer uitgesproken bij vrouwen (-15%) dan bij mannen (-11%).
Cerebrovasculaire aandoeningen zijn wereldwijd één van de belangrijkste oorzaken van overlijden en invaliditeit, behalve in de landen met de laagste inkomens. Cerebrovasculaire aandoeningen, waarvan een beroerte of cerebrovasculair accident de meest voorkomende vorm is, verwijst naar alle aandoeningen waarbij de bloedvaten van de hersenen primair betrokken zijn. Cerebrovasculaire aandoeningen kunnen leiden tot ernstige symptomen, hoewel ze ook aanwezig kunnen zijn zonder acute symptomen. Dit hoofdstuk focust op hoe frequent beroertes voorkomen in België, waaronder ischemische en hemorragische beroertes vallen. Een ischemische beroerte treedt op als een slagader naar de hersenen afgesloten raakt, terwijl een hemorragische beroerte of hersenbloeding optreedt als hersenvaten barsten.
Epidemiologische studies hebben veel risicofactoren voor beroertes geïdentificeerd. De belangrijkste risicofactoren die men niet kan wijzigen door levenstijlveranderingen zijn hogere leeftijd, laag geboortegewicht of genetische aanleg. Belangrijke aanpasbare risicofactoren zijn onder andere hypertensie, een hoog cholesterolgehalte, hartaandoeningen, diabetes, obesitas en roken. Hypertensie is de belangrijkste aanpasbare risicofactor voor zowel ischemische als hemorragische beroerte, aangezien deze 35% van alle gevallen blijkt te verklaren [1].
In de volgende paragrafen worden twee indicatoren gepresenteerd:
De zelf-gerapporteerde prevalentie van avan beroertes verwijst naar mensen die rapporteerden de voorbije 12 maanden een beroerte te hebben gehad (inclusief hersenbloeding en hersentrombose), en is afgeleid van de Belgische Gezondheidsenquête [1]. We beschrijven eerst de algemene prevalentie bij mensen van 15 jaar en ouder; dan richten we ons op mensen van 65 jaar en ouder.
Er kunnen verschillende indicatoren worden gedefinieerd om het optreden van een acute beroerte te beschrijven. De "attack rate" (of incidentie per episode) verwijst naar alle eerste of terugkerende episodes, terwijl de term "incidentie" verwijst naar de allereerste gebeurtenis. Op basis van de beschikbaarheid van de gegevens hebben we de jaarlijkse incidentie gedefinieerd als de eerste episode in een bepaald jaar. Deze indicator is afgeleid van de hospitalisatiegegevens van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu [2], waaruit gevallen van beroertes worden afgeleid die in het ziekenhuis werden opgenomen en levend werden ontslagen. Belangrijk om te vermelden is dat de gegevens van 2015 niet beschikbaar zijn vanwege de wijziging van het classificatiesysteem van ICD-9 naar ICD-10. Aan de beroerte gevallen die levend zijn opgenomen en levend zijn ontslagen, worden de gevallen toegevoegd van mensen die zijn overleden aan een beroerte (al dan niet in het ziekenhuis), geëxtraheerd uit de Sciensano Standardised Procedures for Mortality Analysis (SPMA) [3].
Een beroerte, een medisch noodgeval, treedt op wanneer de bloedtoevoer naar de hersenen wordt verstoord, wat leidt tot weefselschade. Er zijn twee vormen: ischemisch, veroorzaakt door een bloedprop die een slagader blokkeert, en hemorragisch, als gevolg van een gescheurd bloedvat. Symptomen zijn onder andere plotselinge gevoelloosheid, verwarring, spraakproblemen en ernstige hoofdpijn. Snelle behandeling is cruciaal om hersenschade te beperken. Een acute beroerte duurt minder dan 24 uur, begint plotseling en verergert snel.
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie/incidentie
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie of incidentie is een methode om ziektecijfers in verschillende populaties te vergelijken door aan te passen voor leeftijdsverschillen. Het helpt om een eerlijke vergelijking te maken door te schatten wat de ziektecijfers zouden zijn als alle populaties dezelfde leeftijdsverdeling hadden, waardoor vergelijkingen zinvoller worden.
In 2018 gaf 12% van de volwassen bevolking aan te lijden aan lage rugpijn, 8% aan nekpijn en 18% aan artrose.
Musculoskeletale aandoeningen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, en dit in alledrie de Belgische gewesten.
Na correctie voor leeftijdsstructuur, was de prevalentie van musculoskeletale aandoeningen bij beide geslachten hoger in het Waalse Gewest, gevolgd door het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Tussen 2008 en 2018 steeg het percentage volwassen mannen en vrouwen met een musculoskeletale aandoening in het Vlaamse en het Waalse Gewest.
2.Prevalentie van musculoskeletale aandoeningen
7% tot 18% van alle Belgen lijdt aan een musculoskeletale aandoening
Musculoskeletale aandoeningen zijn klachten ter hoogte van het bewegingsapparaat en omvatten onder meer lage rugpijn, nekpijn en artrose. Deze klachten beperken mensen vaak in hun dagelijkse activiteiten en zijn vaak chronisch van aard en invaliderend. Musculoskeletale aandoeningen worden vaak niet als gezondheidsprioriteit gezien vanwege hun lage sterftecijfer, maar deze groep vormt het grootste deel van de aandoeningen die leiden tot aanhoudende pijn, waardoor ze het fysieke functioneren en de geestelijke gezondheid aantasten. Bovendie verhogen ze het risico op het ontwikkelen van andere chronische gezondheidsaandoeningen.
In België gaf in 2018 12% van de bevolking aan last te hebben van lage rugpijn, 7,8% van nekpijn en 18% van artrose. In het algemeen nam het voorkomen van musculoskeletale aandoeningen toe met de leeftijd, waarbij 24% van de mensen ouder dan 75 jaar aangaf last te hebben van lage rugpijn, 13% van nekpijn en 44% van artrose.
De voor leeftijd gecorrigeerde zelf-gerapporteerde prevalentie voor mannen bedroeg 11%, 5,3% en 15% voor respectievelijk lage rugpijn, nekpijn en artrose. Bij vrouwen bedroeg de voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van deze drie aandoeningen respectievelijk 13%, 10% en 22%.
Lage rugpijn, nekpijn en artrose werden vaker gerapporteerd door vrouwen binnen elke leeftijdsgroep. Enkel bij de groep Belgen met een leeftijd tussen 25 en 34 jaar werd er een hogere prevalentie waargenomen bij mannen ten opzichte van vrouwen.
Het verschil in prevalentie tussen beide geslachten was meer uitgesproken bij Belgen met een leeftijd van 45 jaar en ouder. In deze groep was de prevalentie van lage rugpijn tussen 1,1 en 1,5 keer hoger bij vrouwen in vergelijking met mannen, de prevalentie van nekpijn tussen 1,5 en 2,9 keer hoger bij vrouwen in vergelijking met mannen en de prevalentie van artrose tussen 1,4 en 1,5 maal hoger bij vrouwen in vergelijking met mannen.
Lage rugpijn
Nekpijn
Artrose
Zelf-gerapporteerde prevalentie van lage rugpijn bij volwassenen per leeftijd en geslacht, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelf-gerapporteerde prevalentie van nekpijn bij volwassenen per leeftijd en geslacht, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelf-gerapporteerde prevalentie van artrose bij volwassenen per leeftijd en geslacht, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Het Vlaamse en Waalse Gewest kennen de hoogste prevalentiecijfers van musculoskeletale klachten
In 2018 was de voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van musculoskeletale aandoeningen het hoogst in het Waalse Gewest, gevolgd door het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, zowel bij mannen als bij vrouwen. De voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van musculoskeletale aandoeningen was in alle gewesten hoger bij vrouwen in vergelijking met mannen.
Lage rugpijn
Nekpijn
Artrose
Zelf-gerapporteerde prevalentie van lage rugpijn bij volwassenen per geslacht en gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelf-gerapporteerde prevalentie van nekpijn bij volwassenen per geslacht en gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelf-gerapporteerde prevalentie van artrose bij volwassenen per geslacht en gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Het aantal mensen dat aangeeft te lijden aan een musculoskeletale aandoening neemt met de tijd toe
Tussen 2008 en 2018 is de voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van lage rugpijn en nekpijn toegenomen bij zowel mannen als vrouwen. Het aantal mannen met lage rugpijn steeg met 25,6% en het aantal vrouwen met lage rugpijn steeg met 3,9%. We zien een gelijkaardige trend bij nekpijn, waarbij het aantal mannen met nekpijn steeg met 23,3% en het aantal vrouwen met nekpijn steeg met 20,2%. Voor artrose zijn er alleen gegevens beschikbaar vanaf 2013, waarbij het aantal mannen met artrose is toegenomen met 16,4% en het aantal vrouwen met artrose is toegenomen met 4,8% tussen 2013 en 2018.
Lage rugpijn
Nekpijn
Artrose
Zelf-gerapporteerde prevalentie van lage rugpijn bij volwassenen per geslacht, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelf-gerapporteerde prevalentie van nekpijn bij volwassenen per geslacht, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelf-gerapporteerde prevalentie van artrose bij volwassenen per geslacht, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Bij mannen
Bij mannen is de voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van lage rugpijn, nekpijn en osteoartritis tussen 2008 en 2018 bij de meeste aandoeningen toegenomen in het Vlaamse en het Waalse Gewest en is deze stabiel gebleven of zelfs licht gedaald in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Lage rugpijn
Nekpijn
Artrose
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van lage rugpijn bij volwassen mannen, per gewest, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van nekpijn bij volwassen mannen, per gewest, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van atrose bij volwassen mannen, per gewest, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Bij vrouwen
Bij vrouwen is de voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van lage rugpijn, nekpijn en osteoartritis tussen 2008 en 2018 bij de meeste aandoeningen eveneens toegenomen in het Vlaamse en het Waalse Gewest en is deze stabiel gebleven of zelfs licht gedaald in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Lage rugpijn
Nekpijn
Artrose
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van lage rugpijn bij volwassen vrouwen, per gewest, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van nekpijn bij volwassen vrouwen, per gewest, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van atrose bij volwassen vrouwen, per gewest, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Musculoskeletale aandoeningen komen voornamelijk voor in landen met een hoog inkomen en zijn wereldwijd één van de belangrijkste oorzaken van het leven met beperkingen. Musculoskeletale aandoeningen tasten voornamelijk het bewegingsapparaat aan en omvatten lage rugpijn, nekpijn en artrose als meest voorkomende varianten. Lage rugpijn en nekpijn zijn aandoeningen die worden gekenmerkt door pijn in een specifieke lichaamsregio, waarvoor in 90% van de gevallen geen specifieke structurele oorzaak kan worden vastgesteld. Artrose is een degeneratieve gewrichtsaandoening die het meest voorkomt in de handen, heupen en knieën.
Gezondheidsdeterminanten voor musculoskeletale aandoeningen omvatten sociaaldemografische-, beroeps- en levensstijlfactoren. Tot deze sociaaldemografische factoren behoren een lage opleiding, middelbare leeftijd en geslacht (vrouwen lopen meer risico dan mannen). Tot de beroepsfactoren behoren het verrichten van handenarbeid en tot de leefstijlfactoren behoren roken, lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag.
De indicatoren die besproken worden op deze pagina zijn:
De prevalentie van lage rugpijn, nekpijn en artrose verwijst naar personen die gerapporteerd hebben te lijden aan één van deze musculoskeletale aandoeningen tijdens de afgelopen 12 maanden op basis van de gegevens uit de Belgische gezondheidsenqête [1]. De schattingen voor prevalentie zijn berekend op basis van de Belgische bevolking met een leeftijd van 15 jaar en ouder.
Definities
Lage rugpijn
Lage rugpijn wordt gedefinieerd als pijn in het lumbosacrale gebied en kan gepaard gaan met pijnlijke bewegingsbeperking. De pijn kan worden beïnvloed door overbelasting en het aannemen van bepaalde houdingen. In sommige gevallen is er ook sprake van uitstraling naar het been. Bij de diagnose aspecifieke lage rugpijn wordt aangenomen dat er geen onderliggende structurele oorzaken zijn zoals fracturen, ontstekingen, een direct trauma, een gezwel, of infectieuze, vasculaire, metabole of -endocriene processen die de pijn kunnen veroorzaken. De diagnose is gebaseerd op de zelf-gerapporteerde symptomatologie van de patiënten.
Nekpijn
Nekpijn wordt gedefinieerd als pijn die in de nek begint en gepaard kan gaan met uitstralende pijn naar één of beide schouders en armen. Bij de diagnose aspecifieke nekpijn wordt aangenomen dat er geen onderliggende aandoeningen zijn, zoals fracturen, spondylitis, een direct trauma, een gezwel of infectieuze, vasculaire, metabole of endocriene processen die de pijn kunnen veroorzaken. De diagnose is gebaseerd op de zelf-gerapporteerde symptomatologie van de patiënten.
Atrose
Artrose wordt gedefinieerd als een degeneratieve gewrichtsziekte die het gevolg is van de afbraak van gewrichtskraakbeen en onderliggend bot. De meest voorkomende symptomen zijn gewrichtspijn en stijfheid. De diagnose kan worden gesteld op basis van de voorgeschiedenis en klinisch onderzoek, met behulp van radiografische beeldvorming.
In 2018 meldde 1,3% van de bevolking te lijden aan angina pectoris. Dit percentage stijgt met de leeftijd en bereikt 3,8% bij mensen van 65 jaar en ouder.
Bij mensen van 65 jaar en ouder was de zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris hoger bij mannen in de drie gewesten.
Tussen 2008 en 2018 is het percentage mensen van 65 jaar en ouder dat aan angina pectoris lijdt, gedaald in de drie gewesten, bij beide geslachten, en meer bij vrouwen dan bij mannen.
In 2020 registreerde België naar schatting 15.676 gevallen van acuut myocardinfarct (AMI), waarvan 53% bij mannen. De incidentie van AMI stijgt met de leeftijd.
In 2020 was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van myocardinfarct voor beide geslachten het hoogst in het Vlaamse Gewest, gevolgd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
2.Prevalentie van angina pectoris
1,3% van de Belgische bevolking meldde te lijden aan angina pectoris
In 2018 meldde 1,3% van de bevolking te lijden aan angina pectoris, een symptoom van coronaire hartziekten. Deze prevalentie neemt toe met de leeftijd, van 0% bij mensen van 15-24 jaar tot 3,8% bij mensen van 65 jaar en ouder, en piekt tot 4,7% bij mensen van 75 jaar en ouder.
Angina pectoris werd vaker gerapporteerd bij mannen, behalve in de leeftijdsgroepen 25-34 en 55-64 jaar. De zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris was hoger bij mannen (1,5%) dan bij vrouwen (1,0%). Het geslachtsverschil was meer uitgesproken bij mensen van 65 jaar en ouder, bij wie de prevalentie van angina pectoris 2,6 keer hoger was bij mannen dan bij vrouwen.
Zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris volgens leeftijd en geslacht, België, 2018 Bron: Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
De prevalentie van angina pectoris was hoger bij oudere mannen in alle gewesten, met het grootste verschil in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
In 2018 was de leeftijdsgecorrigeerde prevalentie van angina pectoris bij mensen van 65 jaar en ouder hoger bij mannen in alle gewesten, met het meest uitgesproken verschil tussen de geslachten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewesten.
Zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris bij 65-plussers volgens geslacht en gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Het aantal mannen van 65 jaar en ouder dat lijdt aan angina pectoris neemt af in de loop van de tijd
Tussen 2008 en 2018 is de leeftijdsgecorrigeerde prevalentie van angina pectoris bij beide geslachten van 65 jaar en ouder afgenomen. De daling was echter minder uitgesproken bij mannen (-24%) dan bij vrouwen (-61%).
Bij mannen vertoonde de prevalentie van angina pectoris in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een daling tussen 2008 en 2013, waarbij de 10%-grens werd overschreden, gevolgd door een geleidelijke stijging. Het Waalse Gewest vertoonde een stijging tot 2013 voor mannen, met een piek rond de 12%, gevolgd door een daling, waarbij de prevalentie onder de twee andere gewesten uitkwam in 2018. Het Vlaamse Gewest onderhoude een relatief stabiele prevalentie bij mannen gedurende de periode, met een lichte dip rond 2013, en bleef onder de 8% in 2018.
Een constante daling van de leeftijdsgecorrigeerde prevalentie van angina pectoris bij vrouwen werd gedurende de 10 jaar waargenomen in elke gewest. Beginnend net boven de 6% in de meeste gewesten in 2008, vertoonden alle lijnen een dalende trend, met de sterkste afname tussen 2008 en 2013. In 2018 viel de prevalentie in alle gewesten voor vrouwen onder de 4%, met het Vlaamse Gewest die de laagste prevalentie.
Mannen
Vrouwen
Zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris bij mannen van 65 jaar en ouder, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris bij vrouwen van 65 jaar en ouder, België, 2008-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [1]
Mensen met een lager opleidingsniveau rapporteerden een hogere prevalentie van angina pectoris
De bruto zelfgerapporteerde prevalentie van angina pectoris is hoger bij mensen met een lage opleiding, maar na correctie voor de leeftijd zijn er geen sociaaleconomische verschillen tussen de verschillende opleidingsniveaus, zelfs niet bij mensen van 65 jaar en ouder.
3.Incidentie van acuut myocardinfarct
In 2020 werd 95% van de patiënten die gediagnosticeerd waren met een acuut myocardinfarct levend uit het ziekenhuis ontslagen
In 2020 werd het aantal personen bij wie een acuut myocardinfarct (AMI) werd vastgesteld, geschat op 15.676 (136 diagnoses per 100.000 inwoners). Hiervan werden 14.961 patiënten levend ontslagen en zijn er 985 overleden.
Van de mensen met AMI was 53% man. Het aantal personen dat aan AMI leed was hoger bij mannen, behalve in de oudste leeftijdsgroepen (80+ jaar). Dit aantal was het hoogst bij mannen van 70-74 jaar en bij vrouwen van 85-89 jaar. De incidentie van AMI neemt toe met de leeftijd en is hoger bij mannen in alle leeftijdsgroepen, behalve voor de leefdtijdgroep 95+.
De incidentie van acuut myocardinfarct is hoger in het Vlaamse Gewest
In het Vlaamse Gewest was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van AMI 138 per 100.000 bij mannen en 94 per 100.000 bij vrouwen. In het Waalse Gewest was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van AMI 131 per 100.000 bij mannen en 88 per 100.000 bij vrouwen. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest was de leeftijdsgecorrigeerde incidentie van AMI in 2020 118 per 100.000 bij mannen en 78 per 100.000 bij vrouwen, wat lager is dan in de andere gewesten.
De incidentie van acuut myocardinfarct is in de loop van de tijd afgenomen
Tussen 2016 en 2020 is de leeftijdgestandaardiseerde incidentie van myocardinfarct bij beide geslachten gedaald, van 152 per 100.000 in 2016 tot 135 per 100.000 in 2020 bij mannen en van 105 per 100.000 in 2016 tot 91 per 100.000 in 2020 bij vrouwen. Deze daling was minder uitgesproken bij mannen (-11,2%) dan bij vrouwen (-13,3%).
De incidentie van acuut myocardinfarct is in alle gewesten van België afgenomen
Tussen 2008 en 2016 (2015 niet inbegrepen) is bij beide geslachten de leeftijdsgestandaardiseerde incidentie van een myocardinfarct in de drie gewesten afgenomen. Bij mannen was deze daling gelijkaardig in alle gewesten met een daling in gevallen van 10.6% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 11.3% in het Vlaamse Gewest en 11.5% in het Waalse Gewest. Bij vrouwen was de daling sterker in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (-26.4%) en het Vlaamse Gewest (-26.4%) vergeleken met het Waalse Gewest (-21.7%).
Ischemische hartziekte (IHD) is wereldwijd de belangrijkste doodsoorzaak, behalve in lage-inkomenslanden. IHD, ook wel coronaire hartziekte genoemd, verwijst naar hartproblemen die worden veroorzaakt door een vernauwing van de kransslagaders (atherosclerose), wat resulteert in een verminderde bloedstroom en zuurstoftoevoer (ischemie) naar de hartspier. Bij atherosclerose worden de bloedvaten vernauwd door de ophoping van plaques die vet, cholesterol van lipoproteïnen met lage dichtheid (LDL), vezelige weefsels en soms calcium bevatten.
Veel mensen ervaren in de vroege stadia van IHD geen symptomen. Als atherosclerose echter niet wordt behandeld, vordert het en kunnen symptomen optreden, die zeer invaliderend kunnen zijn. Het ongemak dat wordt ervaren wanneer de hartspier geen zuurstof heeft, wordt angina pectoris genoemd. Wanneer de blokkering van de bloedstroom is voltooid, kunnen de hartcellen afsterven of ernstige schade oplopen, en dit wordt een myocardinfarct of een hartaanval genoemd.
De belangrijkste risicofactoren voor IHD zijn onder meer metabole factoren zoals hoge bloeddruk, risicofactor met hoog cholesterolgehalte, diabetes, en gedragsfactoren zoals tabaksgebruik, ongezonde voeding, alcoholmisbruik en gebrek aan lichaamsbeweging, wat betekent dat een deel van het risico mogelijk te voorkomen is door een gezonde levensstijl aan te nemen.
In de volgende secties worden twee indicatoren gepresenteerd:
De prevalentie van angina pectoris verwijst naar mensen die hebben gemeld dat ze de afgelopen 12 maanden aan angina pectoris hebben geleden, en is afgeleid van de Belgische Gezondheidsenquête [1]. We beschrijven eerst de algemene prevalentie bij mensen van 15 jaar en ouder; dan richten we ons op mensen van 65 jaar en ouder.
Er kunnen verschillende indicatoren worden gedefinieerd om het optreden van acuut myocardinfarct (AMI) te beschrijven. De "attack rate" (of incidentie per episode) verwijst naar alle eerste of terugkerende episodes, terwijl de term "incidentie" verwijst naar de allereerste gebeurtenis. Op basis van de beschikbaarheid van de gegevens hebben we de jaarlijkse incidentie gedefinieerd als de eerste episode in een bepaald jaar. Deze indicator is afgeleid van de hospitalisatiegegevens van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu [2]. Opgemerkt moet worden dat gegevens van 2015 niet beschikbaar zijn vanwege de wijziging van het classificatiesysteem van ICD-9 naar ICD-10. Aan de infarctgevallen die levend zijn opgenomen en levend zijn ontslagen, worden de gevallen toegevoegd van mensen die zijn overleden aan een hartaanval (al dan niet in het ziekenhuis), geëxtraheerd uit de Sciensano Standardised Procedures for Mortality Analysis (SPMA) [3].
Angina pectoris of angor is een van de symptomen van coronaire hartziekte. Angor wordt gedefinieerd als pijn of ongemak in de borst of aangrenzende gebieden, uitgelokt door inspanning, emotie of een zware maaltijd, en veroorzaakt door een verminderde zuurstoftoevoer naar het hart (ischemie) als gevolg van vernauwing (stenose) of verstopping van de kransslagaders.
Acuut myocardinfarct
Acuut myocardinfarct (AMI), ook wel hartaanval genoemd, is een afsterven (necrose) van de hartcellen als gevolg van een acute obstructie van een kransslagader. De symptomen zijn onder meer pijn op de borst of ongemak, kortademigheid (dyspnoe) en misselijkheid. In sommige gevallen kan AMI asymptomatisch zijn. De belangrijkste risicofactoren zijn leeftijd, tabaksgebruik, hoge bloeddruk, hoog cholesterolgehalte in het bloed, alcoholmisbruik, obesitas en diabetes.
Het is belangrijk om de hierna vernoemde cijfers in de context van COVID-19 te plaatsen.
1.Kernboodschappen
In 2021 werden er 74.998 nieuwe diagnoses van kanker gesteld, waaronder 34.383 nieuwe gevallen bij vrouwen en 40.615 bij mannen.
De meest voorkomende vormen van kanker waren prostaat-, colorectale- en longkanker bij mannen en borst-, colorectale en longkanker bij vrouwen.
Sinds 2006 is de voor leeftijd gestandaardiseerde incidentie van longkanker bij vrouwen met 21% gestegen, terwijl deze bij mannen met 0.4% is gedaald.
In 2021 waren er 465.000 personen (4 op 100 Belgen) die leefden met kanker.
2.Incidentie van kanker
Het aantal nieuwe geregistreerde kankers stijgt van 68.967 in 2020 tot 74.998 in 2021
In 2021 werden 74.998 nieuwe diagnoses van kanker gesteld, waaronder 40.615 nieuwe gevallen bij mannen en 34.383 nieuwe gevallen bij vrouwen.
Het aantal nieuwe geregistreerde kankers vertonen een duidelijke associatie met de leeftijd, met de hoogste incidentie in de leeftijdsgroep 80-84 jaar. Vóór de leeftijd van 55 jaar worden kankers vaker gediagnosticeerd bij vrouwen, terwijl in oudere leeftijdsgroepen de diagnose van kanker vaker voorkomt bij mannen.
Het aantal nieuwe kankerdiagnoses in 2021 is het hoogst in het Vlaamse Gewest
In België is de bruto incidentie tussen 2006 en 2021 zowel bij mannen als bij vrouwen gestegen. Gecorrigeerd voor leeftijd, nam de incidentie toe van 486 per 100.000 tot 588 per 100.000 bij vrouwen, terwijl deze gedaald is van 508 per 100.000 tot 506 per 100.000 bij mannen.
De bruto incidentiecijfers zijn het hoogst in het Vlaamse Gewest, gevolgd door het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij mannen. Bij vrouwen zijn de bruto incidentiecijfers hetzelfde in het Vlaamse en Waalse Gewest met lagere cijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Deze tendens wordt deels gestuurd door verschillen in de leeftijdsverdeling tussen de verschillende Gewesten. Wanneer we kijken naar de voor leeftijd gecorrigeerde incidentiecijfers, dan blijven deze hoger in het Vlaamse en Waalse Gewest in vergelijking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar de kloof tussen de verschillende gewesten neemt wel af.
Tussen 2006 en 2021 stegen de bruto kankerincidenties voor zowel mannen als vrouwen in het Vlaamse en Waalse Gewest. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zien we echter een dalende trend. Wanneer we kijken naar de voor leeftijd gecorrigeerde incidentiecijfers zien we een daling in het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Vlaamse Gewest bij mannen. Bij vrouwen, zien we een stijging in het Vlaamse en Waalse Gewest en een stabilisatie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Leeftijdgestandaardiseerde kankerincidentie per 100.000 mannen, België en de gewesten, 2006-2021 Bron: Stichting Kankerregister [1]; Correctie voor leeftijd gebaseerd op Europese standaardpopulatie.
Leeftijdgestandaardiseerde kankerincidentie per 100.000 vrouwen, België en de gewesten, 2006-2021 Bron: Stichting Kankerregister [1]; Correctie voor leeftijd gebaseerd op Europese standaardpopulatie.
Prostaatkanker en borstkanker zijn het meest voorkomend bij mannen en vrouwen
In 2021 waren prostaatkanker en borstkanker opnieuw de meest gediagnosticeerde kankers bij respectievelijk mannen en vrouwen. De incidentie van borstkanker bij vrouwen is stabiel, terwijl de voor leeftijd gecorrigeerde incidentie van prostaatkanker tussen 2006 en 2014 bij mannen is afgenomen en nadien gestabiliseerd.
Longkanker is de tweede meest voorkomende vorm van kanker bij mannen en sinds 2018 ook bij vrouwen. De voor leeftijd gecorrigeerde incidentie van longkanker is tussen 2006 en 2021 bij vrouwen met 67% gestegen, terwijl deze bij mannen met 19% is gedaald.
De diagnoses van colorectale kanker zijn gedaald tussen 2006 en 2021 bij zowel mannen als vrouwen met respiectievelijk 28% en 9.1%. In 2014, bij de start van het screeningprogramma voor colorectale kanker in het Vlaamse Gewest, werd er een piek in geregistreerde diagnoses vastgesteld.
Bij zowel mannen als vrouwen neemt de incidentie van melanoom toe. Bij mannen is de voor leeftijd gecorrigeerde incidentie tussen 2006 en 2021 met 130% gestegen, terwijl deze bij vrouwen met 107% is gestegen, waarbij melanoom op de 4e plaats staat van de meest gediagnosticeerde kankers sinds 2010, vóór baarmoederhalskanker. Een actievere screening kan een rol hebben gespeeld bij de geobserveerde toename van de incidentie.
Bruto
Gestandaardiseerd
Bruto incidentie van de zes vaakst gediagnosticeerde kankers (exclusief niet-melanoom huidkanker) bij mannen, België, 2006-2021 Bron: Stichting Kankerregister [1]
Leeftijdgestandaardiseerde incidentie van de zes vaakst gediagnosticeerde kankers (exclusief niet-melanoom huidkanker) bij mannen, België, 2006-2021 Bron: Stichting Kankerregister [1]; Correctie voor leeftijd gebaseerd op Europese standaardpopulatie.
Bruto
Gestandaardiseerd
Bruto incidentie van de zes vaakst gediagnosticeerde kankers (exclusief niet-melanoom huidkanker) bij vrouwen, België, 2006-2021 Bron: Stichting Kankerregister [1]
Leeftijdgestandaardiseerde incidentie van de zes vaakst gediagnosticeerde kankers (exclusief niet-melanoom huidkanker) bij vrouwen, België, 2006-2021 Bron: Stichting Kankerregister [1]; Correctie voor leeftijd gebaseerd op Europese standaardpopulatie.
De incidentie van gediagnosticeerde kankers is in België hoger dan het EU gemiddelde
De bruto incidentie van kanker per 100.000 is in België hoger dan het EU-15-gemiddelde, zowel voor mannen als voor vrouwen. In vergelijking met het EU-15 gemiddelde is de incidentie per 100.000 in België 4,8% hoger bij mannen en 2,0% hoger bij vrouwen.
Internationale vergelijkingen moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, gezien de methode voor het verzamelen van gegevens kan verschillen tussen de verschillende landen (registers versus routinematige rapportagesystemen), met verschillende niveaus van nauwkeurigheid. Gegevens voor Griekenland en Spanje zijn niet beschikbaar.
Eind 2021 waren er 464.930 personen (4,0% van de totale Belgische bevolking) die tussen 2012 en 2021 een diagnose van kanker (inclusief niet-melanoom huidkanker) hadden gekregen en die tot dusver hebben overleefd. Dit aantal omvatte 233.940 mannen en 230.990 vrouwen. Zowel de bruto prevalentie per 100.000 als de voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie per 100.000 waren het hoogst in het Vlaamse Gewest.
Prostaatkanker was het meest prevalente kankertype bij mannen (71.231 gevallen of 1,3% van de totale mannelijke bevolking in België). Bij vrouwen was borstkanker het meest prevalent kankertype (88.512 gevallen, of 1,5% van de totale vrouwelijke bevolking in België). Nog eens 49.010 Belgen leefden eind 2021 met een voorgeschiedenis van darmkanker gediagnosticeerd tijdens de afgelopen 10 jaar.
Informatie over de prevalentie van kanker geeft een ander beeld in vergelijking met de informatie over de incidentie van kanker. De prevalentie van kanker is namelijk een functie van zowel de incidentie als overleving van kanker, en die laatste kan heel verschillend zijn van de ene kanker tot de andere. Longkanker heeft bijvoorbeeld een lage overlevingskans,waardoor er op een bepaald moment maar weinig overlevenden zullen zijn, ondanks de hoge incidentie. Aan de andere kant hebben prostaat- en borstkanker zowel hoge incidenties als overlevingskansen, wat leidt tot relatief hoge prevalenties.
Kanker omvat een brede familie van aandoeningen die gepaard gaan met abnormale celgroei en de mogelijkheid om binnen te dringen of zich te verspreiden naar andere delen van het lichaam. Het is één van de belangrijkste ziektegroepen die leidt tot vroegtijdige sterfte, een verminderde gezondheid en verhoogde uitgaven voor de gezondheidszorg. Kanker kan worden veroorzaakt door erfelijke genetische kenmerken, maar de overgrote meerderheid is te wijten aan genetische mutaties ten gevolge van leefstijl-, metabole en omgevingsfactoren.
Gegevens over nieuwe kankergevallen in België worden verzameld door het Stichting Kankerregister. De data van Stichting Kankerregister is nationaal representatief en omvat in theorie alle nieuw gediagnosticeerde kankers. Het Kankerregister verzamelt en registreert zowel klinische als pathologische gegevens die afkomstig zijn van de diensten voor anatomopathologie. De codering van deze gegevens (topografie en morfologie) gebeurt volgens de Internationale Classificatie van Ziekten voor Oncologie.
Bij het presenteren van het totaal aantal gevallen van kanker wordt meestal niet-melanoom huidkanker buiten beschouwing gelaten. Hoewel deze kanker frequent voorkomt, is niet-melanoom huidkanker slechts in een zeer kleine groep klinisch relevant. Bovendien zijn er grote verschillen in de registratie van deze kankers, waardoor vergelijkingen en trendanalyses moeilijk zijn.
Incidentiecijfers omvatten het aantal nieuwe kankerdiagnoses binnen een specifiek jaar. Deze incidentiecijfers omvatten zowel bruto als voor leeftijd gecorrigeerde cijfers en worden jaarlijks berekend en gepubliceerd door het Kankerregister. Prevalentiecijfers omvatten het aantal mensen met kanker in een bepaalde periode na de initiële diagnose. De kankerprevalentie voor het jaar 2021 werd berekend in het kader van de Belgische ziektelaststudie.
De EU-14 komt overeen met alle landen die tussen 1995 en 2004 tot de Europese Unie behoorden: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden. We vergelijken de Belgische gezondheidsstatus met die van de EU-14 omdat deze landen vergelijkbare sociaaleconomische omstandigheden hebben. Aangezien het Verenigd Koninkrijk de EU hebben verlaten werd de EU-15 veranderd naar de EU-14 groep van landen.
Voor leeftijd gestandaardiseerde incidentie
De voor leeftijd gestandaardiseerde incidentie is een gewogen gemiddelde van de individuele leeftijdsspecifieke incidenties met behulp van een externe standaardpopulatie. Hier werd de Europese standaardpopulatie als standaardpopulatie gebruikt. Het is de incidentie die zou worden waargenomen als de populatie de leeftijdsopbouw van de standaardpopulatie zou hebben. Aangezien leeftijd een grote invloed heeft op het risico op kanker, is deze standaardisatie noodzakelijk bij het vergelijken van verschillende populaties die verschillen met betrekking tot hun leeftijdsopbouw.
Bruto incidentie
De bruto incidentie wordt berekend door het aantal nieuwe gevallen dat gedurende een bepaalde periode is waargenomen te delen door het overeenkomstige aantal mensen in de populatie die een risico lopen. De bruto incidentie wordt uitgedrukt als het aantal nieuwe gevallen per 100.000 persoonsjaren.
Tienjaarsprevalentie
Tienjaarsprevalenties werden geschat met een indexdatum van 31 december 2021. Het omvat de inwoners van België die een diagnose gekregen hadden van ten minste één invasieve maligniteit in de periode van 1 januari 2012 tot 31 december 2021, en die nog steeds in leven waren aan het einde van 2020. Personen met meer dan één maligniteit werden opgenomen als prevalente gevallen in elk type kanker, maar werden slechts één keer geteld in de analyses die meerdere tumorlokalisaties groepeerden.
Gorasso, V., Silversmit, G., Arbyn, M., Cornez, A., De Pauw, R., De Smedt, D., ... & Speybroeck, N. (2022). The non-fatal burden of cancer in Belgium, 2004–2019: a nationwide registry-based study. BMC cancer. doi: https://doi.org/10.1186/s12885-021-09109-4
Indien u vragen hebt over zelfdoding of nood hebt aan een gesprek, aarzel dan niet om contact op te nemen:
met Tele-onthaal via het gratis telefoonnummer 106 of via de website www.tele-onthaal.be.
met de zelfmoordhulplijn via het gratis telefoonnummer 1813 of de website zelfmoord1813.be
1.Kernboodschappen
Suïcidaal gedrag (gedachten, pogingen en daadwerkelijke zelfmoorden) vormen een belangrijk probleem voor de volksgezondheid en de samenleving in België.
In 2018 had 4,3% van de bevolking de afgelopen 12 maanden zelfmoord overwogen, en 0,2% had een zelfmoordpoging ondernomen. Vrouwen, mensen van middelbare leeftijd en de laagst opgeleide groep lopen meer risico.
In november 2023 meldde meer dan één op de zes jongeren (18-29 jaar) dat ze in de afgelopen 12 maanden serieus zelfmoord hadden overwogen.
Terwijl meer vrouwen een zelfmoordpoging ondernamen, lopen mannen meer risico om te overlijden door zelfmoord: in 2021 werden 1174 zelfdodingen bij mannen geregistreerd en 467 bij vrouwen.
Het sterftecijfer door zelfdoding daalt in 2021.
Zelfmoord is de belangrijkste doodsoorzaak bij jongeren. In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar is meer dan één op de vier sterfgevallen het gevolg van zelfmoord.
2.Zelfmoordgedrag vanaf 2020
Suïcidale gedachten blijven zeer hoog bij jonge vrouwen (18-29 jaar)
In november 2023 verklaart 10% van de mensen dat ze in de afgelopen 12 maanden serieus zelfmoord hadden overwogen. Het aantal jonge vrouwen (18-29 jaar) dat suïcidale gedachten heeft gehad, is sinds februari 2023 met 30% gestegen tot 23%.
In november 2023 melden 0,6% van de mensen aan dat ze in de afgelopen 12 maanden een zelfmoordpoging hebben gedaan.
Vrouwen van middelbare leeftijd rapporteren vaker suïcidale gedachten
In 2018 had in België 14% van de bevolking met een leeftijd van 15 jaar en ouder minstens één keer in hun leven zelfmoord plegen ernstig overwogen; binnen deze groep had één op de drie (of 4,3% van de totale bevolking) de afgelopen 12 maanden nagedacht over zelfmoord. Meer vrouwen (16%) dan mannen (12%) rapporteerden zelfmoordgedachten in hun leven, terwijl er geen geslachtsverschillen waren in zelfmoordgedachten het afgelopen jaar (4,4% bij vrouwen versus 4,2% bij mannen). Mensen van 65 jaar en ouder rapporteerden minder vaak zelfmoordgedachten in hun leven of in het afgelopen jaar dan mensen jonger dan 64 jaar. Vrouwen in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar hadden een bijzonder hoge prevalentie.
Prevalentie van zelfmoordgedachten in de afgelopen 12 maanden in de bevolking van 15 jaar en ouder, België, 2018 Bron: Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
Er worden geen duidelijke trends in suïcidale gedachten waargenomen
Het percentage mensen dat in de afgelopen 12 maanden (en ook ooit tijdens hun leven) zelfmoord heeft overwogen, lag in 2018 lager dan in 2013, maar het aandeel is nog steeds hoger dan de waarden die in 2008 zijn waargenomen (deze verschillen zijn evenwel niet significant).
Suïcidale gedachten komen vaker voor in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
Zelfmoordgedachten ooit in het leven kwamen vaker voor in het Waalse Gewest (16%) dan in het Vlaamse Gewest (13%); zelfmoordgedachten in het afgelopen jaar kwamen vaker voor in het Waalse Gewest (5,9%) en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (5,1%) dan in het Vlaamse Gewest (3,3%). De prevalentie van zelfmoordgedachten nam in the Vlaamse Gewest af tussen 2013 en 2018, terwijl het in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en in het Waalse Gewest relatief stabiel bleef.
Mannen
Vrouwen
Prevalentie van zelfmoordgedachten gedurende de afgelopen 12 maanden bij mannen van 15 jaar en ouder volgens gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
Prevalentie van zelfmoordgedachten gedurende de afgelopen 12 maanden bij vrouwen van 15 jaar en ouder volgens gewest, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
Zelfmoordgedachten komen vaker voor in de laagst opgeleide groep
Zelfmoordgedachten (ooit in het leven en in het afgelopen jaar) zijn gekoppeld aan het opleidingsniveau. Mensen uit de laagst opgeleide groep hadden 1,5 keer meer kans op zelfmoordgedachten ooit in hun leven, en 2,5 meer kans op zelfmoordgedachten in het afgelopen jaar, in vergelijking met mensen uit de hoogst opgeleide groep.
Prevalentie van zelfmoordgedachten ooit in het leven en in het afgelopen jaar bij de bevolking van 15 jaar en ouder volgens opleidingsniveau, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
4.Zelfmoordpogingen
Meer vrouwen ondernemen een zelfmoordpoging
In 2018 meldde 4,3% van de bevolking van 15 jaar en ouder in België een zelfmoordpoging te hebben ondernomen tijdens hun leven; 0,2% meldde een zelfmoordpoging te hebben ondernomen in het afgelopen jaar. Meer vrouwen (5,4%) dan mannen (3,1%) ondernamen tijdens hun leven en in het afgelopen een zelfmoorpoging (0,3% bij vrouwen en 0,2% bij mannen). De prevalentie van zelfmoordpogingen ooit in het leven was hoger bij mensen tussen 35 en 54 jaar. Jongere mensen (15-24 jaar) en 45-54 jaar rapporteerden vaker een zelfmoordpoging in het afgelopen jaar.
Prevalentie van zelfmoordpogingen ooit in het leven bij de bevolking van 15 jaar en ouder, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
Trends in zelfmoordpogingen zijn stabiel
De trends in de prevalentie van levenslange zelfmoordpogingen zijn relatief stabiel in België en zijn gewesten. Zelfmoordpogingen nemen tussen 2013 en 2018 af bij mannen en vrouwen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar dit verschil was niet significant.
Suïcidepogingen komen vaker voor in het Waalse Gewest
Mensen uit het Waalse Gewest ondernamen vaker een zelfmoordpoging (6%) in vergelijken met mensen uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (4,2%) en het Vlaamse Gewest (3,3%).
Mannen
Vrouwen
Prevalentie van zelfmoordpogingen ooit in het leven bij mannen van 15 jaar en ouder volgens gewest, België, 2004-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
Prevalentie van zelfmoordpogingen ooit in het leven bij vrouwen van 15 jaar en ouder volgens gewest, België, 2004-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
Suïcidale pogingen komen vaker voor in de laagst opgeleide groep
Het aantal ondernomen zelfmoordpogingen (ooit in het leven en in het afgelopen jaar) verschilt naargelang het opleidingsniveau. Mensen uit de hoogst opgeleide groep ondernamen minder vaak een zelfmoordpoging dan mensen uit de lager opgeleide groepen.
Prevalentie van zelfmoordpogingen ooit in het leven en in het afgelopen jaar bij de bevolking van 15 jaar en ouder volgens opleidingsniveau, België, 2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de Gezondheidsenquête, Sciensano [5]
5.Overlijdens door zelfdoding
Het aantal sterfgevallen door zelfdoding is gedaald tot 1.641 in 2021
In 2021 daalde het aantal sterfgevallen door zelfdoding in België tot 1.641 (tegenover 1.736 in 2020). Er waren meer sterfgevallen door zelfdoding bij mannen (1174) dan bij vrouwen (467). Het hoogste aantal zelfdodingen deed zich voor in de leeftijdsgroep van 45-64 jaar. Deze cijfers zijn waarschijnlijk een onderschatting vanwege de beperkingen vermeld in de “context”.
Het sterftecijfer door zelfdoding is hoger bij mannen
Zelfmoordsterftecijfers per leeftijdsgroep worden samengevoegd over een periode van 3 jaar om sprongen door kleine aantallen te voorkomen. Op alle leeftijden zijn zelfmoordsterftecijfers hoger voor mannen dan voor vrouwen. De zelfmoordcijfers zijn het hoogst bij mannen boven de 85 jaar en bij vrouwen tussen de 45 en 64 jaar.
Sterftecijfer door zelfdoding (per 100.000) volgens leeftijd en geslacht, België, gemiddelde 2019-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel [6]
Een aanzienlijk deel van alle sterfgevallen bij jongeren is het gevolg van zelfmoord
Het aandeel sterfgevallen ten gevolge van zelfmoordper leeftijdsgroep vertegenwoordigt het relatieve belang van zelfmoord in alle sterfgevallen binnen elke leeftijdsgroep. Hierbij wordt het deel van zelfmoord per leeftijdsverdeling op een andere manier berekent omdat de noemer alle sterfgevallen in een bepaalde leeftijdsgroep weergeeft. Dit aantal wordt veel groter naarmate de leeftijdscategorie hoger is, terwijl de noemer van de percentages (aantal mensen in een bepaalde leeftijdsgroep) kleiner wordt op oudere leeftijd.
Zelfdoding is verantwoordelijk voor een groot deel van de sterfgevallen bij jongeren: bijna 27% van de sterfgevallen bij mannen en vrouwen tussen 15 en 24 jaar is het gevolg van zelfdoding. Zelfmoordsterfte vertegenwoordigen 24% van de sterfgevallen bij mannen van 25-44 jaar en 13% bij vrouwen van 25-44 jaar.
Door de toename van het aantal sterfgevallen als gevolg van bijkomende oorzaken op hogere leeftijden, neemt het aandeel sterfgevallen door zelfmoord af met de leeftijd.
Aandeel van zelfmoord in alle sterfgevallen volgens leeftijdsgroep en geslacht, België, gemiddelde 2019-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel [6]
Trends in sterfgevallen door zelfdoding moeten samen met sterfte door onbepaalde intentie worden geanalyseerd
Tussen 2011 en 2021 is het sterftecijfer door zelfdoding voor zowel mannen als vrouwen met 26% gedaald. Als we zelfmoorden echter samenvoegen met sterfgevallen die verband houden met gebeurtenissen met onbepaalde intentie, zien we een kleinere daling van 8% voor zowel mannen als vrouwen.
Leeftijdgestandaardiseerd sterftecijfer door zelfmoord alleen en zelfmoord samen met gebeurtenissen van onbepaalde intentie (per 100.000) volgens geslacht, België, 2000-2021 Noot: in het verleden werden de zelfmoordcijfers in Brussel enkele jaren onderschat door vertragingen bij de overdracht van dossiers door het parket Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel [6]
Het aantal sterfgevallen door zelfdoding daalt in alle gewesten
Tussen 2011 en 2021 daalde de voor leeftijd gecorrigeerde zelfmoordsterfte bij mannen met 27% in het Vlaamse Gewest en met 22% in het Waalse Gewest. Bij vrouwen ligt het sterftecijfer over de hele periode op een veel lager niveau dan bij mannen in alle gewesten. Tussen 2011 en 2021 daalden ze met 22% in het Vlaamse Gewest en met 32% in het Waalse Gewest.
Bij het samenvoegen van zelfmoord met gebeurtenissen van onbepaalde intentie, zijn deze dalingen meer genuanceerd of zelfs afwezig in het Vlaamse Gewest.
Tussen 2020 en 2021 daalden de voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, stagneerden ze in het Waalse Gewest, daalden ze bij mannen en stagneerden ze bij vrouwen in het Vlaamse Gewest.
Mannen
Vrouwen
Leeftijdgestandaardiseerd sterftecijfer door zelfmoord alleen en zelfmoord samen met gebeurtenissen van onbepaalde intentie bij mannen volgens gewest, 2000-2021 Noot: in het verleden werden de zelfmoordcijfers in Brussel enkele jaren onderschat door vertragingen bij de overdracht van dossiers door het parket Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel [6]
Leeftijdgestandaardiseerd sterftecijfer door zelfmoord alleen en zelfmoord samen met gebeurtenissen van onbepaalde intentie bij vrouwen volgens gewest, 2000-2021 Noot: in het verleden werden de zelfmoordcijfers in Brussel enkele jaren onderschat door vertragingen bij de overdracht van dossiers door het parket Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel [6]
Het hoge zelfdodingcijfer in België moet met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd
België heeft het hoogste zelfmoordcijfer onder vrouwen en het op één na hoogste onder mannen. De percentages zijn 1,4 keer hoger voor mannen en 1,7 keer hoger voor vrouwen dan het gemiddelde voor de EU-14 landen. Internationale vergelijking van sterftecijfers door zelfdoding moet echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien verschillen in sociaal-culturele context en gegevenskwaliteit de vergelijkbaarheid tussen landen moeilijk maken. Deze waarschuwing mag echter niet dienen om de problematisch hoge zelfmoordcijfers van België te minimaliseren.
Mannen
Vrouwen
Leeftijdgestandaardiseerd sterftecijfer door zelfdoding bij mannen volgens land, EU-14, 2021 Bron: Eurostat [7]
Leeftijdgestandaardiseerd sterftecijfer door zelfdoding bij vrouwen volgens land, EU-14, 2021 Bron: Eurostat [7]
Zelfmoord en zelfmoordpogingen zijn belangrijke maatschappelijke en volksgezondheidskwesties. Ze hebben een rimpeleffect op families, vrienden, collega's, gemeenschappen en de samenleving in het algemeen. Zelfmoord vindt plaats gedurende de hele levensduur en was wereldwijd de tweede belangrijkste doodsoorzaak onder de 15-29-jarigen in 2016. Zelfmoord is te voorkomen en de preventie ervan heeft door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) prioriteit gekregen als een wereldwijd doelwit. Zelfmoordpreventie is ook opgenomen als indicator in de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) [8]. Om op effectieve wijze zelfmoordpreventiestrategieën te ontwikkelen, is een efficiënte monitoring van zelfmoord en identificatie van specifieke risicogroepen nodig.
Zelfmoordgedachten hebben nooit slechts één oorzaak, maar ontstaan door een wisselwerking van risico- en beschermende factoren. Deze risicofactoren zijn altijd een combinatie van biologische, psychologische, sociale en psychiatrische risicofactoren. Zelfmoordgedachten evolueren ook niet lineair, maar met ups en downs. Aan een zelfmoord gaat altijd een heel proces vooraf [9]. De grootste risicofactor voor zelfmoord is een eerdere poging tot zelfmoord [10]. De huidige COVID-19-crisis heeft belangrijke gevolgen voor de geestelijke gezondheid van de bevolking en heeft een negatieve invloed op enkele van de risicofactoren die verband houden met zelfmoord.
Om dit complexe fenomeen te begrijpen, gebruiken we verschillende indicatoren:
Zelfmoordgedachten, die een belangrijke risicofactor zijn voor toekomstige zelfmoordpoging en belangrijk voor preventie.
Zelfmoordpogingen, die een belangrijke risicofactor zijn voor fatale zelfmoord en een belangrijk moment om de persoon te helpen [11,16].
Zelfdodingen: we rapporteren het aantal sterfgevallen, het sterftecijfer en het aandeel van de totale sterfgevallen als gevolg van zelfmoord op een bepaalde leeftijd. Aangezien zelfdodingen vaak slecht worden geclassificeerd, worden deze cijfers waarschijnlijk onderschat [12-15]. Misclassificaties kunnen optreden wanneer de exacte doodsoorzaak onbekend is (zelfmoord kan dus worden geclassificeerd als 'onbekende oorzaak'); wanneer de bedoeling niet duidelijk is (zelfmoord kan dus worden geclassificeerd als 'dood door onbepaalde bedoeling'); of wanneer de bedoeling verkeerd wordt beoordeeld (zelfmoord kan dus worden geclassificeerd als 'ongevallen' of 'moorden'). Het kan ook zijn dat de arts het noemen van zelfmoord vermijdt om het gezin te beschermen tegen verschillende problemen (verzekering, administratie, religie, ...). Bovendien kunnen administratieve procedures tot verkeerde classificaties leiden. In Brussel bijvoorbeeld, slaagde het parket er in het verleden niet altijd in om alle gewelddadige sterfgevallen (zelfmoorden, moorden) te beoordelen, wat leidde tot een onderrapportage van zelfmoorden die vervolgens werden geclassificeerd als gewelddadige sterfgevallen door onbepaalde intentie [11]. Bovendien verschillen de redenen voor een verkeerde classificatie sterk van land tot land, wat de interpretatie van internationale vergelijkingen beperkt. Om deze problemen bij de interpretatie van trends gedeeltelijk te verminderen, presenteren we, naast de zelfmoordsterfte, ook sterftecijfers die zelfmoorden (codes X60-X84; Y87.0) en gebeurtenissen met een onbepaalde intentie (codes Y10-Y34; Y87.2) groeperen.
Eerst geven we een overzicht van zelfmoordgedachten en -pogingen tijdens de COVID-19-crisis op basis van de gegevens die zijn verzameld via de online COVID-19-gezondheidsenquêtes. Vervolgens gaan we dieper in op de zelfmoordgedachten en -pogingen op basis van de eerdere gezondheidsenquêtes. Ten slotte kijken we naar de patronen en trends in overlijdens door zelfdoding.
Definities
EU-14
De EU-14 komt overeen met alle landen die tussen 1995 en 2004 tot de Europese Unie behoorden: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, en Zweden. We vergelijken de Belgische gezondheidsstatus met die van de EU-14 omdat deze landen vergelijkbare sociaal-economische omstandigheden hebben. Opmerking: het Verenigd Koninkrijk is sinds 2020 niet mee opgenomen in de internationale vergelijking.
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie
De meeste indicatoren zijn sterk geassocieerd met leeftijd. Aangezien de Belgische bevolking met de tijd vergrijst en er verschillen worden waargenomen binnen de gewesten en binnen opleidingsgroepen, worden de prevalenties gecorrigeerde voor leeftijd met een standaardpopulatie om vergelijkbaarheid mogelijk te maken.
Centre de prévention du suicide. LE SUICIDE UN PROBLEME MAJEUR DE SANTE PUBLIQUE Introduction à la problématique du suicide en Belgique Chiffres de 2014. Bruxelles, Belgique: Centre de prévention du suicide; 2017 Sep.
De Spiegelaere M, Wauters I, Haelterman E. Le suicide en Région de Bruxelles-Capitale: Situation 1998-2000. Brussels: Observatoire de la santé et du social de Bruxelles- Capitale; 2003.
Ohberg A, Lonnqvist J. Suicides hidden among undetermined deaths. Acta Psychiatr Scand. 1998.
Jougla E, Pequignot F, Chappert J, Rossollin F, Le TA, Pavillon G. [Quality of suicide mortality data]. RevEpidemiolSante Publique. 2002.
Moens GFG. The reliability of reported suicide mortality statistics: An experience from Belgium. Int J Epidemiol. 1985.
In 2022 had 7,1% van de Belgische bevolking een gekende diabetesdiagnose. Meer dan één op de drie mensen met diabetes weet echter niet dat ze de ziekte hebben, waardoor de geschatte werkelijke prevalentie van diabetes 10% bedraagt.
De prevalentie van diabetes neemt toe als gevolg van zowel de vergrijzing van de bevolking als een werkelijke toename van het risico op het ontwikkelen van diabetes.
De prevalentie van diabetes is hoger in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest, en is hoger bij personen met een lagere sociaaleconomische status. Sociaaleconomische verschillen in de prevalentie van diabetes worden vooral gevonden bij de prevalentie van niet-gekende of onvoldoende gecontroleerde diabetes.
2.Prevalentie van diabetes
Vijf procent van de Belgen weet niet dat ze diabetes hebben
In 2022 had volgens de Intermutualistisch Agentschap (IMA-AIM)-atlas 7,1% van de Belgische bevolking diabetes. De prevalentie van diabetes neemt toe met de leeftijd en is hoger bij mannen, vooral in de oudere leeftijdsgroepen.
Prevalentie van gediagnosticeerde diabetes volgens geslacht en leeftijd, België, 2022 Bron: IMA-AIM-atlas [1]
De resultaten van het Belgisch Gezondheidsonderzoek (BELHES) uit 2018 tonen echter aan dat meer dan een op de drie mensen met diabetes (37%) niet weet dat ze de ziekte hebben. Wanneer rekening wordt gehouden met deze niet-gediagnosticeerde gevallen, bereikt de prevalentie van diabetes een waarde van 10%.
In de BELHES gebruikte 7,7% van de mensen diabetesmedicatie; 19% hiervan heeft de diabetes echter niet goed onder controle. Met andere woorden, 5% van de bevolking heeft diabetes, hetzij zonder het te beseffen, hetzij zonder de juiste diabetescontrole.
Prevalentie van diabetes volgens geslacht en status, België, 2018 Bron: BELHES [2]
De prevalentie van diabetes neemt verder toe
De prevalentie van diabetes is het hoogst in het Waalse Gewest en het laagst in het Vlaamse Gewest, ondanks de relatief hogere gemiddelde leeftijd van de bevolking in het Vlaamse Gewest. De relatief lage diabetesprevalentie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is het resultaat van de jonge leeftijdsstructuur: na correctie voor leeftijd wordt de diabetesprevalentie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hoger dan het Belgische gemiddelde. Uit de BELHES bleek ook dat er in het Waalse Gewest meer mensen niet weten dat ze de ziekte hebben dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Vlaamse Gewest.
Van 2007 tot 2022 is de prevalentie van diabetes in alle drie de gewesten toegenomen, als gevolg van zowel de vergrijzing van de bevolking als een daadwerkelijke toename van het risico op diabetes, wat mogelijk gelinkt is aan de vastgestelde toenames in overgewicht en obesitas. De voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van diabetes is met 29% toegenomen in het Waalse Gewest en met 27% in het Vlaamse Gewest en 31% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Bruto prevalentie
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie
Bruto prevalentie van diabetes in België en de gewesten, 2007-2022 Bron: IMA-AIM-atlas [1]
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van diabetes in België en de gewesten, 2007-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de IMA-AIM-atlas [1]
Diabetes komt vaker voor bij Belgen met een verhoogde tegemoetkomingsstatus
De prevalentie van gediagnosticeerde diabetes (IMA-AIM-atlas) is bijna tweemaal zo hoog bij personen met een verhoogde tegemoetkomingsstatus dan bij personen met een standaard tegemoetkoming. De prevalentie van diabetes is in beide groepen gelijkmatig toegenomen.
De BELHES heeft voorts aangetoond dat mensen met een lagere opleiding aanzienlijk meer kans hebben op niet-gekende of slecht gecontroleerde diabetes in vergelijking met mensen met een hogere opleiding (relatief risico [RR] = 3,6, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht). Dit kan erop duiden dat er sociale ongelijkheden bestaan in de screening en follow-up van diabetes.
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie van diabetes volgens tegemoetkomingsstatus, België, 2007-2022 Bron: Eigen berekeningen op basis van de IMA-AIM-atlas [1]
Diabetes is een aandoening die wordt gekenmerkt door terugkerende hoge bloedsuikerspiegels. Als diabetes niet wordt behandeld, kan dit langdurige complicaties veroorzaken zoals voetzweren, oogbeschadiging, chronische nieraandoeningen en hart- en vaatziekten. Een diabetisch dieet en lichaamsbeweging zijn belangrijke onderdelen van diabetesbehandeling, maar in een groot aantal gevallen is ook behandeling met geneesmiddelen vereist.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen diabetes:
Type 1 diabetes wordt veroorzaakt door een auto-immune vernietiging van de insulineproducerende bètacellen in de pancreas;
Type 2 diabetes wordt veroorzaakt door een inefficiënt gebruik van insuline door het lichaam, voornamelijk veroorzaakt door een combinatie van overmatig lichaamsgewicht en onvoldoende lichaamsbeweging; en
Zwangerschapsdiabetes komt voor bij zwangere vrouwen zonder een voorgeschiedenis van diabetes.
Er is geen nationaal representatief diabetesregister in België, maar wel een aantal alternatieve informatiebronnen:
Het Intermutualistisch Agentschap (IMA-AIM) is een platform waar gegevens verzameld bij de zeven Belgische ziekenfondsen worden samengebracht en geanalyseerd. IMA-AIM-gegevens worden onder meer beschikbaar gesteld via de IMA-AIM-atlas [1].
Enquêtes in de algemene bevolking, zoals de Belgische Gezondheidsenquête (HIS) [3] en het Belgisch Gezondheidsonderzoek (BELHES) [2], dat voor de eerste keer plaatsvond in 2018. De BELHES had als doel objectieve indicatoren te verzamelen over de gezondheid van de bevolking in een representatieve steekproef van mensen van 18 jaar en ouder.
In de IMA-AIM-database is informatie beschikbaar over het gebruik van antidiabetica en naar diabetes verwijzende nomenclatuurcodes. Dit wordt beschouwd als een goede proxy voor de prevalentie van gediagnosticeerde diabetes. Sociaaleconomische kenmerken zijn schaars in de IMA-AIM-atlas. De status van verzekerde personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming is de enige beschikbare proxy-indicator en heeft slechts twee waarden: ja of nee. Personen met een laag inkomen of specifieke medische kenmerken zoals invaliditeit hebben recht op een verhoogde tegemoetkoming.
Aangezien diabetes een ziekte is met een sluipend begin, blijven veel gevallen niet gediagnosticeerd. Informatie over de prevalentie van niet-gediagnosticeerde diabetes is beschikbaar in de BELHES. In de BELHES werd bovendien ook de totale prevalentie van diabetes geschat, door de objectieve metingen van de bloedstalen (metingen van nuchtere bloedglucose en geglyceerde hemoglobine) gecombineerd met zelfgerapporteerde informatie over het gebruik van antidiabetica uit de Gezondheidsenquête (BHIS).
In dit rapport beschreven we de volgende twee indicatoren:
De gediagnosticeerde prevalentie van diabetes wordt geschat op basis van het aantal verzekerden met een levering van antidiabetica (ATC-code A10) of met een andere diabetesverwijzende nomenclatuur (diabetesconventie, diabetespas, diabeteszorgtraject). Vrouwen die in het verslagjaar zijn bevallen, worden uitgesloten om zwangerschapsdiabetes uit te sluiten.
Geschatte totale prevalentie van diabetes
De geschatte totale diabetesprevalentie wordt gedefinieerd als een nuchtere bloedglucose ≥ 126 mg / dl of geglycosyleerd hemoglobine (HbA1C) ≥ 6,5% of het gebruik van antidiabetica (zelfgerapporteerd).
Verhoogde tegemoetkoming
Personen met een laag inkomen hebben recht op een verhoogde tegemoetkoming. Ze betalen minder voor de gezondheidszorg en hebben andere financiële voordelen. Momenteel is dit de enige beschikbare variabele in de IMA-AIM-atlas waarmee sociaaleconomische verschillen kunnen worden beoordeeld.
Voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie
De voor leeftijd gecorrigeerde prevalentie is een gewogen gemiddelde van de individuele leeftijdsspecifieke prevalenties met behulp van een externe standaardpopulatie. Het is de prevalentie die zou worden waargenomen als de populatie de leeftijdsstructuur van de standaardpopulatie had. Omdat leeftijd een belangrijke invloed heeft op het risico op diabetes, is deze standaardisatie noodzakelijk bij het vergelijken van verschillende populaties die verschillen met betrekking tot hun leeftijdsopbouw. Hier werd de Belgische halfjaarlijkse populatie van 2018 als standaardpopulatie gebruikt.