In 2021 waren de oorzaken van vroegtijdige sterfte (vóór de leeftijd van 75 jaar) die hebben geleid tot het grootste aantal verloren levensjaren longkanker, COVID-19 en coronaire hartziekten bij mannen, longkanker, COVID-19 en borstkanker bij vrouwen.
Tussen 2011 en 2021 daalde de vroegtijdige sterfte voor de meeste oorzaken, met uitzondering van een stijging voor longkanker en chronische obstructieve longziekte (COPD) bij vrouwen.
De belangrijkste oorzaken die bijdragen aan de hogere vroegtijdige sterftecijfers in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest zijn COVID-19 en coronaire hartziekten bij mannen, en COVID-19 bij vrouwen.
2.Doodsoorzaken - België
Tumoren zijn de belangrijkste groep oorzaken van vroegtijdige sterfte
De belangrijkste groepen oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn tumoren, aandoeningen van de bloedsomloop en externe oorzaken (met voornamelijk zelfdoding en verkeersongevallen).
Het aandeel van tumoren onder alle vroegtijdige sterfgevallen is groter bij vrouwen dan bij mannen. Bij mannen is het aandeel van ziekten van de bloedsomloop en externe oorzaken daarentegen groter. In 2021 was het aandeel sterfgevallen door COVID-19 hoger bij mannen dan bij vrouwen, en het tegenovergestelde werd waargenomen voor ziekten van het ademhalingsstelsel.
Mannen
Vrouwen
Verdeling van de oorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij mannen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Verdeling van de oorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij vrouwen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Longkanker en COVID-19 zijn de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte in België
Op basis van leeftijdsgecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers waren longkanker en COVID-19 de belangrijkste doodsoorzaken in 2021 voor zowel mannen als vrouwen. Op de derde plaats voor mannen kwam coronaire hartziekte en voor vrouwen borstkanker.
Uitgedrukt in het aantal verloren levensjaren (PYLL), een maat die rekening houdt met de leeftijd op het moment van overlijden, is de rangorde anders. Bij mannen is zelfmoord dan de belangrijkste doodsoorzaak, gevolgd door COVID-19 en longkanker. Bij vrouwen staat borstkanker op de eerste plaats, gevolgd door longkanker en zelfmoord. Bij mannen staan verkeersongevallen ook op de zesde plaats.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (een overlijden voor de leeftijd van 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Positieve trends voor de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte, maar enkele aandachtspunten blijven voor vrouwen
De meeste oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn in de loop van de tijd gedaald (of op zijn minst stabiel gebleven), maar er zijn enkele uitzonderingen.
Voortijdige sterfte door coronaire hartziekte daalde met 31% bij mannen en 37% bij vrouwen in de periode 2011-2021;
Dezelfde trend wordt waargenomen voor cerebrovasculaire aandoeningen, met een daling van 23% bij mannen en 16% bij vrouwen;
De voortijdige sterfte als gevolg van longkanker is ook aanzienlijk gedaald bij mannen (38% reductie tussen 2011 en 2021);
Daarentegen is de vroegtijdige sterfte als gevolg van longkanker bij vrouwen tussen 2000 en 2015 dramatisch gestegen (stijging van 60%) en vervolgens gestabiliseerd. Van de vierde belangrijkste doodsoorzaak in 2000 is het nu de belangrijkste oorzaak, net boven borstkanker;
Een toename van COPD bij vrouwen werd waargenomen in de jaren voorafgaand aan COVID-19 (28% toename) tussen 2011 en 2021.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van de 6 belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75) bij mannen, België, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie Noot: In het verleden werden de zelfmoordcijfers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende enkele jaren onderschat door de vertraging van de Brusselse administratie bij het bevestigen van zelfmoordzaken.
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van de 6 belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij vrouwen, België, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
3.Doodsoorzaken - Gewesten
COVID-19, longkanker, borstkanker en zelfmoord zijn de belangrijkste doodsoorzaken in de drie gewesten
Bij de mannen zijn de meest voorkomende oorzaken COVID-19, die op de eerste plaats komt in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en op de tweede plaats in het Vlaamse Gewest; longkanker, die op de eerste plaats komt in het Vlaamse Gewest en op de tweede plaats in de andere gewesten; en coronaire hartziekten op de derde plaats.
Bij vrouwen waren de meest voorkomende oorzaken longkanker, dat op de eerste plaats komt in het Vlaamse en Waalse Gewest en op de tweede plaats in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; COVID-19, dat op de eerste plaats komt in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; en borstkanker.
Bij de mannen zijn de meest voorkomende oorzaken zelfmoord, die de eerste plaats inneemt in het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest en de derde plaats in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, longkanker en COVID-19, die de eerste plaats inneemt in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Bij vrouwen zijn de meest voorkomende oorzaken borstkanker, die op de eerste plaats komt in het Vlaamse Gewest en op de tweede plaats in het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; en longkanker, die op de eerste plaats komt in het Waalse Gewest en op de derde plaats in de andere gewesten. In 2021 was COVID-19 de belangrijkste doodsoorzaak in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, terwijl het in de andere gewesten op de vierde plaats stond.
De sterftecijfers zijn over het algemeen hoger in het Waalse Gewest dan in de andere gewesten, behalve voor COVID-19 in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, volgens gewest van woonplaats, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer, volgens gewest van woonplaats, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Men
Women
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij mannen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, volgens gewest van woonplaats, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte (jonger dan 75 jaar) bij vrouwen, volgens voor leeftijd gecorrigeerde (*) Verloren Potentiële Levensjaren, volgens gewest van woonplaats, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
COVID-19 is de belangrijkste doodsoorzaak, wat leidt tot regionale verschillen
Zoals de pagina "Vroegtijdige sterfte" laat zien, zijn er grote regionale verschillen in het vroegtijdige sterftecijfer (gecorrigeerd voor leeftijd). Hier analyseren we welke doodsoorzaken het meest bijdragen tot het regionale verschil in leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfers, door de oorzaakspecifieke sterftecijfers van het Vlaamse Gewest af te trekken van die van de andere regio's en de verschillen te ordenen.
Bij de mannen zijn de doodsoorzaken die het meest bijdragen tot de overmatige vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest COVID-19 (+34 per 100.000), coronaire hartziekte (+17), longkanker (+11), chronische leverziekte (+7,7) en COPD (+7,6).
Bij vrouwen zijn de doodsoorzaken die het meest bijdragen tot de overmatige vroegtijdige sterfte in het Waalse Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest COVID-19 (+15 per 100.000), COPD (+7,9), coronaire hartziekten (+5), longkanker (+4,7) en infectie- en parasitaire ziekten (+4,5). Aangezien de percentages voor vrouwen lager zijn dan voor mannen, zijn de regionale verschillen per oorzaak kleiner.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij mannen, Vlaamse Gewest versus Waalse Gewest, gemiddelde over 2019-2021** Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie (**) Voor COVID-19, enkel 2020-2021
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij vrouwen, Vlaamse Gewest versus Waalse Gewest, gemiddelde over 2019-2021** Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie (**) Voor COVID-19, enkel 2020-2021
Bij mannen zijn de doodsoorzaken die het meest bijdragen tot de overmatige vroegtijdige sterfte in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in vergelijking met het Vlaamse Gewest COVID-19 (+54 per 100.000), coronaire hartziekten (+7,9), longkanker (+5,4), COPD (+5,2) en diabetes (+4,7). Bepaalde oorzaken vertonen echter lagere percentages in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dan in het Vlaamse Gewest, zoals zelfmoord (-4,5) en verkeersongevallen (-3,4).
Bij vrouwen zijn de sterftecijfers per oorzaak in het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest over het algemeen relatief gelijkaardig. In 2021 stellen we echter, net als in 2020, een hogere vroegtijdige sterfte vast in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor COVID-19 (+21 per 100.000) dan in het Vlaamse Gewest.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij mannen, Vlaamse Gewest versus Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gemiddelde over 2019-2021** Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie (**) Voor COVID-19, enkel 2020-2021
Rangorde van verschillen in voor leeftijd gecorrigeerde* sterftecijfers van specifieke doodsoorzaken bij vrouwen, Vlaamse Gewest versus Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, gemiddelde over 2019-2021** Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie (**) Voor COVID-19, enkel 2020-2021
Meeste oorzaken van vroegtijdige sterfte dalen bij mannen
De trends in vroegtijdige sterfte per doodsoorzaak zijn vrij gelijkaardig voor de drie gewesten. Hier belichten we vijf interessante trends voor specifieke doodsoorzaken. Informatie over sterfte door zelfdoding vindt u ook op de pagina over zelfmoordgedrag.
1. De vroegtijdig sterftecijfer aan longkanker is gedaald bij mannen in alle drie de gewesten over de periode 2011-2021 (-34% in het Waalse Gewest, -41% in het Vlaamse Gewest en -31% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). Deze percentages bleven over de hele periode hoger in het Waalse Gewest dan in het Vlaamse Gewest.
Bij vrouwen stegen de percentages voor vroegtijdige sterfte aan longkanker in het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest tot respectievelijk in 2015 en in 2013, terwijl ze in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest stabiel bleven sinds 2007. Vrouwen in Brussel hadden voorheen de hoogste percentages vroegtijdige sterfte aan longkanker, maar sinds 2010 hebben vrouwen in het Waalse Gewest de hoogste percentages. De laatste jaren wordt een langzame daling van de mortaliteit vastgesteld; tussen 2011 en 2021 is de daling aanzienlijk groter in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (-31%) dan in het Vlaamse Gewest (-12%) en het Waalse Gewest (-12%).
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor longkanker bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor longkanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
2. De vroegtijdige sterfte ten gevolge van coronaire hartziekten daalt sneller bij vrouwen (-31% in het Waalse Gewest, -38% in het Vlaamse Gewest en -61% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest) dan bij mannen (-26% in het Waalse Gewest, -35% in het Vlaamse Gewest en -34% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). Deze dalende trend vertraagt de laatste jaren bij mannen. De cijfers voor mannen in het Waalse Gewest zijn constant hoger dan die in het Vlaamse Gewest, en deze kloof wordt groter, met een snellere daling in het Vlaamse Gewest dan in het Waalse Gewest.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van coronaire hartziekte bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van coronaire hartziekte bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
3. De vroegtijdige sterfte aan borstkanker bij vrouwen daalde in alle drie de gewesten over de periode 2011-2021 (-35% in het Vlaamse Gewest, -32% in het Waalse Gewest en -44% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest). De regionale verschillen voor borstkanker zijn zeer klein.
Het vroegtijdig sterftecijfer voor borstkanker is zeer laag bij mannen en wordt daarom hier niet weergegeven.
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer voor borstkanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
4.Bij mannen daalt de vroegtijdige sterfte als gevolg van COPD in alle drie de gewesten tussen 2011 en 2021; de daling bedroeg 33% in het Waalse Gewest, 26% in het Vlaamse Gewest en 27% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het percentage in het Waalse Gewest is het hoogst, maar de regionale verschillen worden kleiner in de loop van de tijd.
Bij vrouwen daarentegen is het sterftecijfer tussen 2011 en 2021 gestegen in het Waalse Gewest (+14%) en in het Vlaamse Gewest (+12%). De daling van het sterftecijfer in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bedroeg 14%. De COPD-sterfte bij vrouwen was lager in 2020, maar steeg weer in 2021.
Men
Women
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van COPD bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van COPD bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
5.Er is een sterke daling van de vroegtijdige sterfte aan colorectale kanker tussen 2011 en 2021. Deze daling is groter in het Vlaamse Gewest (-36% bij mannen, -38% bij vrouwen) dan in het Waalse Gewest (-19% bij mannen, -9% bij vrouwen) en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (-25% bij mannen, -19% bij vrouwen). Als gevolg hiervan is het Vlaamse Gewest niet langer het gewest met de hoogste vroegtijdige sterftecijfers voor colorectale kanker in 2000, maar het gewest met de laagste sterftecijfers voor deze ziekte in 2021.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van dikkedarmkanker bij mannen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd (*) vroegtijdig sterftecijfer van dikkedarmkanker bij vrouwen, volgens gewest van woonplaats, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van het databestand sterftecertificaten van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De doodsoorzaken zijn geclassificeerd volgens de Internationale Classificatie van Ziekten, 10de editie (ICD-10)[1]. In dit rapport wordt sterfte geanalyseerd op basis van de onderliggende doodsoorzaak, zoals aangegeven op de overlijdensakte. De onderliggende doodsoorzaak wordt in de regel verkozen boven de onmiddellijke en de bijdragende doodsoorzaken voor sterftestatistieken, omdat vanuit een volksgezondheidsperspectief het doel is om de keten van gebeurtenissen die tot de dood leiden te doorbreken en de onderliggende oorzaak te voorkomen [1].
In een eerste stap worden de oorzaken van vroegtijdige sterfte beschreven volgens de voornaamste ICD-10-hoofdstukken. Deze zijn gebaseerd op het eerste letter van de ICD-10 code. In een tweede stap worden de 10 belangrijkste specifieke oorzaken voor vroegtijdige sterfte gerangschikt volgens de sterftecijfers voor België en per gewest.
Vroegtijdige sterfte verwijst naar sterfte op elke leeftijd die lager ligt dan de levensverwachting. In dit rapport wordt de vroegtijdige sterfte vóór de leeftijd van 75 jaar beschouwd. De meeste oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn vermijdbaar door acties op het gebied van het gezondheidszorgsysteem en het gezondheidsbeleid. Het verminderen van vroegtijdige sterfte is een belangrijke doestelling van de volksgezondheid. De rangschikking van de oorzaken van vroegtijdige sterfte is bijgevolg een zeer belangrijk instrument om prioriteiten voor het gezondheidsbeleid te kunnen vaststellen.
De vroegtijdige sterfte naar oorzaak kan worden gemeten met behulp van:
Vroegtijdige sterftecijfers, die de frequentie van sterfgevallen voor de leeftijd van 75 meten als gevolg van een specifieke aandoening, per 100.000 mensen jonger dan 75. Deze indicator maakt het mogelijk om de frequentie van verschillende doodsoorzaken te vergelijken.
Verloren Potentiële Levensjaren (VPLJ), waarbij rekening wordt gehouden met zowel de frequentie als de leeftijd van overlijden, en die bij weging van de sterfte in functie van de leeftijd een groter gewicht kent aan sterfte op jongere leeftijd. VPLJ maken het bijgevolg mogelijk om doodsoorzaken te vergelijken naar gelang hun belasting in termen van verloren levensjaren [2].
Het belang van de oorzaken van vroegtijdige sterfte kan worden uitgedrukt in sterftecijfers, die alleen de frequentie van de oorzaak weergeven, of in VPLJ, die de last in termen van verloren levensjaren weergeven. Bij de rangschikking op basis van VPLJ worden externe oorzaken hoger gerangschikt dan bij de rangschikking op basis van sterftecijfers, omdat externe oorzaken gewoonlijk op jongere leeftijd optreden dan sterfgevallen ten gevolge van chronische aandoeningen.
Beide indicatoren zijn gecorrigeerd voor leeftijd, met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie, om rekening te houden met het effect van variaties in de leeftijdsstructuur tussen bevolkingsgroepen.
De COVID-19 mortaliteit tussen 2020 en 2022 op basis van de ad-hoc surveillance wordt geanalyseerd in een factsheet.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
International Classification of Disease, 10th edition (ICD-10)
De Internationale Classificatie van Ziekten is een internationaal coderingssysteem voor ziekten en voor een zeer grote verscheidenheid aan tekenen, symptomen, letsels, vergiftigingen, sociale omstandigheden en externe oorzaken van letsel of ziekte.
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ)
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ) meten het aantal verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden. VPLJ geven een hoger gewicht aan sterfgevallen bij jongere dan bij oudere mensen. De berekening van VPLJ bestaat uit het optellen van sterfgevallen op elke leeftijd en het vermenigvuldigen ervan met het aantal resterende jaren tot een bepaalde leeftijd (hier 75 jaar). Leeftijdsspecifieke VPLJ (per 100.000) worden berekend door het aantal VPLJ in een bepaalde leeftijdsgroep te delen door het aantal personen in die leeftijdsgroep. De voor leeftijd gecorrigeerde VPLJ (per 100.000) worden vervolgens berekend als het gewogen gemiddelde van de leeftijdsspecifieke VPLJ tot de leeftijd van 75 jaar.
Vroegtijdig sterftecijfer
Vroegtijdige sterfte wordt hier gedefinieerd als sterfgevallen vóór de leeftijd van 75 jaar. Het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdig sterftecijfer wordt berekend als het gewogen gemiddelde van leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor de leeftijd van 75 jaar.
Onderliggende doodsoorzaak
De ziekte of verwonding die de keten van ziektegebeurtenissen heeft veroorzaakt die rechtstreeks tot de dood heeft geleid, of de omstandigheden van het ongeval of geweld dat de dodelijke verwonding heeft veroorzaakt.
Tumoren
Ook gekend als nieuwvormingen. De groep van nieuwvormingen bestaat voor 95% uit kwaadaardige nieuwvormingen of kankers; de rest zijn tumoren van goedaardige of onbepaalde aard.
Referenties
World Health Organization. International statistical classification of diseases and related health problems 10th. 2016.
Gardner JW, Sanborn JS. Years of Potential Life Lost (YPLL). What Does it Measure? Epidemiol 1990;1:322-9.
In 2023 bedroeg de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterfte in België 315 per 100 000 inwoners, een daling ten opzichte van 2019.
De daling in de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterfte tussen 2010 en 2023 was meer uitgesproken bij mannen (-22%) dan bij vrouwen (-14%).
Over de gehele periode tussen 2010 en 2023 is de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterfte veel hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Over de gehele periode tussen 2010 en 2023 zijn er grote verschillen naargelang regio en arrondissement in voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers in België.
België scoorde slecht wat betreft vroegtijdige sterftecijfers onder de EU-15 landen in 2018.
2.Vroegtijdige sterfecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers dalen tot onder het niveau van 2019 in 2023
Het bruto vroegtijdig sterftecijfer (0-74 jaar) was 314 per 100.000 inwoners jonger dan 75 jaar en het voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfer was 315 per 100.000 in België in 2023. Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer was 1,6 keer hoger bij mannen (392 per 100.000) dan bij vrouwen (240 per 100.000). De voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers daalden over het algemeen doorheen de tijd. Tussen 2010 en 2023 was de daling sterker bij mannen (-22%) dan bij vrouwen (-14%).
In 2020 zijn de voor leeftijd gecorrigeerde vroegtijdige sterftecijfers met 10% gestegen voor mannen en met 5% voor vrouwen in vergelijking tot 2019. Die stijging kan worden verklaard door de COVID-19-epidemie. In 2023 daalden de voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers verder en lagen ze onder het niveau van 2019.
Voortijdige sterftecijfers zijn lager in het Vlaamse Gewest
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de drie gewesten in termen van leeftijdsgecorrigeerde vroegtijdige sterfte. In vergelijking met het Vlaamse Gewest werden in de andere gewesten in 2023 de volgende relatieve sterftecijfers waargenomen:
Waalse Gewest: 44% hoger bij mannen en 37% hoger bij vrouwen
Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: 20% hoger bij mannen en 8% hoger bij vrouwen
Na de toename van de regionale verschillen in 2020 en 2021, zijn de verschillen in 2022 en 2023 afgenomen.
Mannen
Vrouwen
Totaal
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer* bij mannen, volgens gewest, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer* bij vrouwen, volgens gewest, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer*, volgens gewest, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De verschillen per arrondissement zijn groot
Kijkend naar een lager geografisch niveau, is het vrij duidelijk dat de meeste Vlaamse arrondissementen voor beide geslachten (hoewel minder uitgesproken bij vrouwen) een lager vroegtijdig sterftecijfer ervaren dan het Belgische gemiddelde. Het omgekeerde wordt waargenomen in Brussel en alle Waalse arrondissementen (behalve Nijvel voor beide geslachten). De hoogste vroegtijdige sterftecijfers voor mannen worden waargenomen in drie arrondissementen van de provincie Henegouwen (Charleroi, Bergen, Doornik). Bij vrouwen waren de arrondissementen met de hoogste sterftecijfers verdeeld over de provincies Henegouwen, Namen en Luik.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij mannen, volgens arrondissement, 2010-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (°) met de Europese standaardpopulatie 2013 als referentie; (*) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05); (***) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05) na Bonferroni-correctie
Voor leeftijd gecorrigeerd vroegtijdig sterftecijfer° bij vrouwen, volgens arrondissement, 2010-2018 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [1] (°) met de Europese standaardpopulatie 2013 als referentie; (*) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05); (***) significant verschillend van het gemiddelde (p<0.05) na Bonferroni-correctie
Belgische vroegtijdige sterfgevallen behoren tot de hoogste in Europa
Voor de internationale vergelijking van de vroegtijdige sterfte werd het verlies aan potentiële levensjaren (VPLJ) als indicator gebruikt. België scoort slecht op dit gebied voor zowel mannen als vrouwen. De overschrijding van de VPLJ in België ten opzichte van het EU-15-gemiddelde bedroeg in 2018 (of het dichtstbijzijnde jaar) respectievelijk 5% voor mannen en 13% voor vrouwen. Dit zijn de meest recente gegevens (2018) die momenteel beschikbaar zijn uit de sterftedatabank van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Vroegtijdige sterfte verwijst naar sterfgevallen die te vroeg plaatsvinden, dat wil zeggen op elke leeftijd lager dan de levensverwachting. Verschillende drempels kunnen worden gebruikt bij de definitie van deze indicator. In dit rapport wordt de vroegtijdige sterfte vóór de leeftijd van 75 jaar beschouwd. Het verminderen van vroegtijdige sterfte is een belangrijke doelstelling van de volksgezondheid aangezien een groot aandeel van de vroegtijdige sterfgevallen vermeden worden door acties op het gebied van de volksgezondheid.
Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaald jaar gedeeld door de populatiegrootte. Deze indicator is echter niet zo geschikt om de gezondheid op te volgen, omdat sterfte sterk gerelateerd is met leeftijd. Bruto sterftecijfers in verouderende populaties kunnen daarom toenemen, ook al zou de gezondheidstoestand verbeteren. Om vergelijking van sterfte-indicatoren tussen verschillende populaties of tijdsperioden mogelijk te maken, dient bijgevolg gebruik gemaakt te worden van schatters die gecorrigeerd zijn voor de leeftijdssamenstelling van de betrokken populaties. In dit rapport worden daarom ook voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers gebruikt, waarbij de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie werd gebruikt.
Naast het leeftijdsspecifieke sterftecijfer, kan de vroegtijdige sterfte ook beschreven worden aan de hand van het verlies aan potentiële levensjaren (VPLJ). Deze indicator weegt elk overlijden in functie van de leeftijd waarbij een groter gewicht wordt toegekend aan jongere leeftijden (het gewicht wordt berekend door 75 te verminderen met de leeftijd bij overlijden). In dit rapport wordt het VPLJ gebruikt om een vergelijking met andere landen mogelijk te maken. Deze indicator wordt gecorrigeerd op basis van leeftijd om de impact van verschillende leeftijdsstructuren op te vangen.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
Vroegtijdige sterfte
Vroegtijdige sterfte wordt hier gedefinieerd als sterfgevallen vóór de leeftijd van 75.
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ)
Verloren potentiële levensjaren (VPLJ) meten het aantal verloren levensjaren als gevolg van vroegtijdig overlijden. VPLJ geven een hoger gewicht aan sterfgevallen die voorkomen bij jongere dan bij oudere mensen. De berekening van VPLJ bestaat uit het optellen van sterfgevallen op elke leeftijd en het vermenigvuldigen ervan met het aantal resterende jaren tot een bepaalde leeftijd (hier, 75 jaar).
In 2021 blijven tumoren en hart- en vaatziekten de belangrijkste doodsoorzaken.
In 2020 en 2021 was er een daling in sterfte aan respiratoire aandoeningen en psychische en neurologische aandoeningen.
De belangrijkste doodsoorzaak in 2021 blijft COVID-19, behalve bij vrouwen in het Vlaamse Gewest, bij wie dementie en Alzheimer de bovenhand nemen.
2.Doodsoorzaken
Tumoren en hart- en vaatziekten zijn de belangrijkste groepen van doodsoorzaken
In 2021 blijven tumoren en hart- en vaatziekten de belangrijkste doodsoorzaken, ze zijn verantwoordelijk voor bijna de helft van alle sterfgevallen (48% voor beide geslachten). In vergelijking met 2020 (43% voor mannen en 42% voor vrouwen), is het sterfteaandeel als gevolg van deze twee groepen ziekten gestegen als gevolg van de daling in COVID-19 sterfte.
Respiratoire aandoeningen en COVID-19 zijn verantwoordelijk voor een groter sterfteaandeel bij mannen (19%) dan bij vrouwen (15%), terwijl psychische en neurologische aandoeningen vaker voorkomen bij vrouwen (10%) dan bij mannen (8%). Dit laatste verschil houdt verband met het feit dat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen.
Mannen
Vrouwen
Verdeling van doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij mannen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Verdeling van doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk) bij vrouwen, gerangschikt volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*), België, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Minder sterfte aan respiratoire aandoeningen en psychische en neurologische aandoeningen in 2020 en 2021
Tumoren zijn de belangrijkste doodsoorzaak bij mannen sinds 2014 en bij vrouwen sinds 2020, en halen hierdoor voor het eerst sinds de jaren 50 hart- en vaatziekten in. Dit is het gevolg van een aanzienlijke daling van het leeftijdsgecorrigeerde sterftecijfer voor hart- en vaatziekten, dat groter is dan dat voor tumorgerelateerde sterfte. Tussen 2011 en 2021 daalde de sterfte aan hart- en vaatziekten met 30% bij mannen en met 32% bij vrouwen. De daling van de hart- en vaatziekten sterfte is te danken aan de vooruitgang op het gebied van preventie en behandeling, waaronder de afname van het roken, de verbetering van farmacologische behandelingen van hoge bloeddruk en cholesterol, en medische procedures [1].
Algemeen is het sterftecijfer hoger bij mannen en daalt het sneller bij mannen dan bij vrouwen. Tussen 2011 en 2021 is het sterftecijfer als gevolg van tumoren met 20% gedaald bij mannen, vergeleken met een 14% daling bij vrouwen. Bij respiratoire aandoeningen is de daling 32% bij mannen en 25% bij vrouwen, en bij sterfte door externe oorzaken is de daling 7% bij mannen en 4% bij vrouwen.
In 2020 en 2021 is er een daling in sterfte als gevolg van psychische en neurologische aandoeningen en respiratoire aandoeningen, wat waarschijnlijk verband houdt met de COVID-19-crisis.
Mannen
Vrouwen
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) van de 5 belangrijkste doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk; behalve COVID-19) bij mannen, België, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) van de 5 belangrijkste doodsoorzaken (volgens ICD-10-hoofdstuk; behalve COVID-19) bij vrouwen, België, 2000-2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De belangrijkste specifieke doodsoorzaken verschillen per geslacht
De tien belangrijkste doodsoorzaken zijn afzonderlijk gerangschikt voor mannen en vrouwen in functie van hun sterftecijfers gecorrigeerd voor leeftijd. De drie belangrijkste doodsoorzaken zijn :
voor mannen: COVID-19, coronaire hartziekte en longkanker;
voor vrouwen: COVID-19, cerebrovasculaire aandoeningen (gegroepeerd met hypertensie) en dementie (inclusief de ziekte van Alzheimer).
De rangschikking verschilt niet veel van gewest tot gewest. In het Vlaamse Gewest is hartfalen echter de vier na belangrijkste doodsoorzaak bij mannen en de derde belangrijkste bij vrouwen. Anderzijds, is hartfalen de zevende doodsoorzaak in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor zowel mannen als vrouwen, en de achtste doodsoorzaak voor vrouwen en de tiende doodsoorzaak voor mannen in het Waalse Gewest. Aangezien hartfalen beschouwd wordt als het gemeenschappelijke gevolg van verschillende ziekten, zouden deze bevindingen gedeeltelijk verklaard kunnen worden door verschillen in de codering van doodsoorzaken tussen de gewesten.
Borstkanker bij vrouwen is ook een vrij frequente doodsoorzaak, met een vierde plaats in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, een vijfde plaats in het Vlaamse Gewest en een zesde plaats in het Waalse Gewest.
Mannen
Vrouwen
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van algemene sterfte volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij mannen, België en gewesten, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Rangorde van de belangrijkste oorzaken van algemene sterfte volgens voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer (*) bij vrouwen, België en gewesten, 2021 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
De doodsoorzaken zijn geclassificeerd volgens de Internationale Classificatie van Ziekten, 10de editie (ICD-10). In dit rapport wordt sterfte geanalyseerd op basis van de onderliggende doodsoorzaak, zoals aangegeven op de overlijdensakte. De onderliggende doodsoorzaak wordt in de regel verkozen boven de onmiddellijke en de bijdragende doodsoorzaken voor sterftestatistieken, omdat vanuit een volksgezondheidsperspectief het doel is om de keten van gebeurtenissen die tot de dood leiden te doorbreken en de onderliggende oorzaak te voorkomen [2].
In een eerste stap worden de oorzaken van algemene sterfte (alle leeftijden) beschreven volgens de ICD-10-hoofdstukken. Deze zijn gebaseerd op het eerste letter van de ICD-10 codes. In een tweede stap worden de 10 belangrijkste specifieke doodsoorzaken gerangschikt voor België en voor de gewesten.
De sterftecijfers zijn gecorrigeerd voor leeftijd, met de Europeaanse standaardpopulatie 2010 als referentie, om rekening te houden met het effect van variaties in de leeftijdsstructuur tussen bevolkingsgroepen.
International Classification of Disease, 10th edition (ICD-10)
De Internationale Classificatie van Ziekten is een internationaal coderingssysteem voor ziekten en voor een zeer grote verscheidenheid aan tekenen, symptomen, letsels, vergiftigingen, sociale omstandigheden en externe oorzaken van letsel of ziekte.
Onderliggende doodsoorzaak
De ziekte of verwonding die de keten van ziektegebeurtenissen heeft veroorzaakt die rechtstreeks tot de dood heeft geleid, of de omstandigheden van het ongeval of geweld dat de dodelijke verwonding heeft veroorzaakt.
Onmiddellijke doodsoorzaak
De uiteindelijke ziekte, verwonding of complicatie die direct de dood veroorzaakt.
Bijdragende doodsoorzaak
Alle andere belangrijke ziekten, aandoeningen of verwondingen die hebben bijgedragen aan de dood maar die niet hebben geleid tot de onderliggende doodsoorzaak.
Tumoren
Ook gekend als nieuwvormingen. De groep van nieuwvormingen bestaat voor 95% uit kwaadaardige nieuwvormingen of kankers; de rest zijn tumoren van goedaardige of onbepaalde aard.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
WHO. ICD-10: International statistical classification of diseases and related health problems: Instruction manual. Geneva: World Health Organization; 2011.
In 2023 werden in België 111.255 sterfgevallen waargenomen.
In 2023 was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor het eerst lager dan in 2019.
Het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer in 2023 was 1,4 keer hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Er worden geografische verschillen waargenomen, met lagere voor leeftijd gestandaardiseerde sterftecijfers voor zowel mannen als vrouwen in het Vlaamse Gewest ten opzichte van de andere gewesten.
2.Dagelijkse sterfte wordt beïnvloed door epidemieën en weersomstandigheden
In 2019 werd een sterftepiek door een hittegolf waargenomen. In 2020 werden sterftepieken waargenomen van maart tot april en van eind oktober tot het einde van het jaar. Deze pieken kunnen worden verklaard door de COVID-19-epidemie. Een extra piek werd waargenomen tijdens de zomer in augustus, veroorzaakt door hogere temperaturen.
In 2021 werd aan het eind van het jaar een sterftepiek waargenomen. Dit kan worden verklaard door de COVID-19-epidemie. In 2022 werd opnieuw een sterftepiek waargenomen aan het einde van het jaar, die kan worden verklaard door de griep- en bronchiolitis-epidemieën [1]. Het effect van de griep- en bronchiolitis-epidemieën kan begin 2023 nog steeds worden waargenomen.
Dagelijks aantal overlijdens, België, 2019-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2]
3.Sterftecijfers
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers zijn hoger in 2022 dan in 2021
In 2023 werden in België 111.255 sterfgevallen waargenomen.
Het bruto sterftecijfer daalde in 2023 tot 948 per 100.000 inwoners, vergelijkbaar met 2019 (949 per 100.000). Het bruto sterftecijfer was iets hoger bij vrouwen (952 per 100.000) dan bij mannen (945 per 100.000) in 2023. Na correctie voor leeftijd wordt in 2023 een 39% hoger sterftecijfer waargenomen bij mannen (1.051 per 100.000) vergeleken met vrouwen (756 per 100.000).
In de afgelopen twee decennia is het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer gedaald, tot in 2019. Tussen 2000 en 2019 werd een daling van 40% bij mannen en een daling van 28% bij vrouwen waargenomen. In 2020 steeg het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer echter als gevolg van de COVID-19-epidemie, en bereikte het 1.058 per 100.000 inwoners (een stijging van 16% bij mannen en 15% bij vrouwen vergeleken met 2019), het hoogste sterftecijfer sinds 2008. In 2023 daalde het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer voor het eerst sinds de COVID-19-epidemie onder het niveau van 2019.
Bruto
Gestandaardiseerd
Bruto sterftecijfer (per 100.000 inwoners) voor mannen en vrouwen, België, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2]
Voor leeftijd gecorrigeerd* sterftecijfer (per 100.000 inwoners) voor mannen en vrouwen, België, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers zijn het laagst in het Vlaams Gewest
In 2023 was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer onder mannen respectievelijk 25% hoger in het Waalse Gewest en 15% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vergeleken met het Vlaamse Gewest; onder vrouwen was het 23% hoger in het Waalse Gewest en 11% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
In 2020 was er een toename in de regionale verschillen in sterfte. Bij mannen was het voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfer 35% hoger in het Waalse Gewest en 32% hoger in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest vergeleken met het Vlaamse Gewest, en bij vrouwen was het sterftecijfer 29% hoger in het Waalse Gewest en 21% hoger en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De COVID-19-sterftecijfers die in de epidemiologische surveillance werden waargenomen [3], hebben aangetoond dat de COVID-19-specifieke sterftecijfers hoger zijn in het Waalse Gewest en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, wat de toename van de regionale verschillen in sterfte door alle oorzaken in 2020 kan verklaren.
Mannen
Vrouwen
Totaal
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer* (per 100.000 inwoners) bij mannen, in België en per gewest, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer* (per 100.000 inwoners) bij vrouwen, in België en per gewest, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer* (per 100.000 inwoners), in België en per gewest, 2000-2023 Bron: Eigen berekeningen op basis van de gegevens van Statbel [2] (*) met de Europese standaardpopulatie 2010 als referentie
Het sterftecijfer is een klassieke gezondheidsindicator, of beter gezegd een indicator voor "slechte gezondheid". Hoewel hierbij een onomkeerbare gebeurtenis wordt gemeten, geeft het sterftecijfer unieke informatie over de volksgezondheid, zoals het belang en evolutie in de tijd van ernstige gezondheidsproblemen, evenals bepaalde inzichten in de gezondheidsdeterminanten (bijvoorbeeld, verkeersveiligheid of tabaksgebruik). Het sterftecijfer wordt traditioneel al langer als gezondheidsindicator gebruikt en kan met grotere betrouwbaarheid gemeten worden dan andere indicatoren. De dood is inderdaad een ondubbelzinnige gebeurtenis, die sinds meer dan een eeuw systematisch wordt geregistreerd in vitale registratiesystemen van de meeste landen.
Het bruto sterftecijfer is het aantal sterfgevallen in een bepaald jaar gedeeld door de populatiegrootte. Deze indicator is echter niet zo geschikt om de gezondheid op te volgen, omdat sterfte sterk gerelateerd is met leeftijd. Bruto sterftecijfer in verouderende populaties kunnen daarom toenemen, ook al zou de gezondheidstoestand verbeteren.
Om vergelijking van sterfte-indicatoren tussen verschillende populaties of tijdsperioden mogelijk te maken, dient bijgevolg gebruik gemaakt te worden van indicatoren die gecorrigeerd zijn voor de leeftijdssamenstelling van de betrokken populaties. In dit rapport worden daarom ook voor leeftijd gecorrigeerde sterftecijfers gebruikt, waarbij de Europese standaardpopulatie 2010 (ESP 2010) [4] als referentie werd gebruikt.
Hier beschrijven we de algemene sterfte. De specifieke doodsoorzaken worden beschreven op de pagina over doodsoorzaken.
Definities
Bruto sterftecijfer
Het bruto sterftecijfer geeft het aantal geregistreerde sterfgevallen in een land weer gedeeld door de overeenkomstige populatiegrootte.
Voor leeftijd gecorrigeerd sterftecijfer
De voor leeftijd gecorrigeerde sterfte geeft het volgens leeftijd gewogen gemiddelde sterftecijfer weer en kan zo de verschillen te wijten aan de leeftijdsstructuur van de bevolking opvangen.
I. Peeters, M. Vermeulen,N. Bustos Sierra, F. Renard, J. VanderHeyden, A. Scohy, T. Braeye, N. Bossuyt, F. Haarhuis, K. Proesmans, C. Vernemmen, M. Vanhaverbeke. Surveillance of COVID-19 mortality in Belgium, epidemiology and methodology during 1st and 2nd wave (March 2020 - 14 February 2021). Brussels, Belgium : Sciensano. 2021, September.https://covid-19.sciensano.be/fr/covid-19-situation-epidemiologique
Pace M, Giampaolo L, Glickman M, Zupanic T. Revision of the European Standard Population Report of Eurostat's Task Force. Luxembourg; 2013.
In 2021 daalde de zuigelingensterfte tot 2,9 per duizend levendgeborenen.
In 1998-2021 daalde de zuigelingensterfte met 46%.
Zuigelingensterfte in 2021 was hoger in het Vlaamse Gewest (2,9‰) en het Waalse Gewest (2,9‰) in vergelijking met het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (2,7‰). Tussen 2020 en 2021 daalde de cijfers van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 4,5‰ naar 2,7‰.
2.Zuigelingensterftecijfer
359 sterfgevallen van zuigelingen waargenomen in België in 2021
In het jaar 2021 registreerden de Belgische autoriteiten in totaal 359 sterfgevallen onder zuigelingen.
Hieronder vielen 339 sterfgevallen bij kinderen geboren uit een moeder die registreert was in het Rijksregister. In het Asielzoekersregister zijn in 2021 geen sterfgevallen bij kinderen geregistreerd. Bij 20 (5,6%) sterfgevallen was de moeder niet officieel geregistreerd in België of werd het overlijden van de zuigeling alleen gemeld via een overlijdensakte.
In hetzelfde jaar bedroeg het totale aantal levendgeborenen 120 555, waarvan 117 914 geboorten (98%) geregistreerd werden in het Rijksregister, 435 geboorten (0,36%) werden geregistreerd in het asielzoekersregister en voor 2206 (1,8%) geboorten was de moeder geen officiële inwoner of werd van alleen aangifte gedaan met een geboorteakte.
Aantal overlijdens
Aantal levendgeborenen
Zuigelingensterftecijfer (/1000)
Rijksregister
339
117 914
2,87
Rijksregister en register van asielzoekers
339
118 349
2,86
Alle
359
120 555
2,98
Daling van de zuigelingensterftecijfers bij meisjes in 2021
In 2021 bedroeg het zuigelingensterftecijfer 2,9 per duizend levendgeborenen. De zuigelingensterftecijfer is met 46% gedaald tussen 1998 (5,3%) en 2021.
Het zuigelingensterftecijfer in 2021 was 2,5 per duizend levendgeborenen bij meisjes en 3,2‰ bij jongens, een absolute kloof van 0,7‰ en een geslachtsratio van 1,3. De kloof volgens geslacht in sterftecijfers fluctueert over tijd als gevolg van het kleine aantal sterfgevallen onder zuigelingen. In 2021 nam het geslachtverschil toe ten opzichte van 2020 als gevolg van de belangrijke daling in de kindersterfte bij meisjes.
Na het toepassen van smoothing-technieken blijven de cijfers de verschillen in sterfte tussen meisjes en jongens bestaan (respectievelijk 3,0‰ en 3,7‰).
Jaarlijks
Uitgemiddeld
Zuigelingensterfte volgens geslacht, 1998-2021 Bron: Statbel [1]
Uitgemiddeld zuigelingensterftecijfer (5-jaar voortschrijdend gemiddelde) volgens geslacht, 2002-2021 Bron: Eigen berekening op basis van Statbel [1]
Er zijn verschillen tussen het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de andere gewesten
Regionale verschillen werden geobserveerd in zuigelingensterfte in 2021: de zuigelingensterfte was het hoogste in het Vlaamse Gewest (2,9‰) en het Waalse Gewest (2,9‰) gevolgd van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (2,7‰). Na het afvlakken van de cijfers aan de hand van een smoothingtechniek was de zuigelingensterfte in 2021 nog steeds hoger in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (3,6‰) ten opzichte van het Vlaamse Gewest (3,4‰) en het Waalse Gewest (3,4‰).
In alle gewesten is over de tijd heen een daling vastgesteld. Na een sterke daling in het verleden en een sterke stijging in de laatste jaren, daalde het kindersterftecijfer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in 2021. In het algemeen, stagneert het zuigelingensterftecijfer de laatste negen jaar.
Jaarlijks
Uitgemiddeld
Zuigelingensterfte volgens gewest, 1998-2021 Bron: Statbel [1]
Uitgemiddeld zuigelingensterftecijfer (5-jaar voortschrijdend gemiddelde) volgens gewest, 2002-2021 Bron: Eigen berekening op basis van Statbel [1]
De zuigelingensterfte in België is iets hoger dan het EU-14-gemiddelde
In 2021 was de zuigelingensterfte in België iets hoger dan het gemiddelde van het EU-14 sterftecijfer (2,8‰).
De zuigelingensterfte is een maat voor de sterfte van kinderen jonger dan 1 jaar. Het weerspiegelt zowel de sterfte tijdens de perinatale periode als de sterfte na de perinatale periode, welke vaak te voorkomen is. De zuigelingensterfte hangt sterk samen met het ontwikkelingsniveau van het land, de kwaliteit van de medische zorg en de beschikbaarheid van preventieve diensten en gezondheids-bevorderende interventies.
In bijna alle landen ter wereld zijn lange tijd hogere zuigelingensterfte waargenomen bij jongens ten opzichte van bij meisjes [3]. De verklaring is complex, en omvat belangrijke biologische en genetische factoren, evenals omgevings- en gedragsfactoren die resulteren in een blijvend verschil in sterfte gedurende de kindertijd en later [4,5].
Op gewestelijk niveau werden grote schommelingen in het jaarlijks sterftecijfer waargenomen als gevolg van het lage aantal sterfgevallen bij zuigelingen. Betekenisvolle vergelijkingen van het sterftecijfer en van de trends per gewest worden daarom het best gemaakt op basis van over de tijd uitgemiddelde cijfers. In dit overzicht hebben we gebruik gemaakt van een voortschrijdend gemiddelde over de laatste 5 jaar.
Zuigelingensterfte in België kan zich voordoen bij legale inwoners (die ingeschreven zijn in het Rijksregister, met een Belgische of buitenlandse nationaliteit), asielzoekers (die ingeschreven zijn in het register van asielzoekers) of niet-inwoners (reizigers, niet-wettelijke inwoners). De officiële statistieken van de zuigelingensterfte omvatten deze onder wettelijke inwoners en asielzoekers.
Op deze pagina tonen we eerst alle zuigelingensterfte in België volgens het verblijfsstatuut, vervolgens belichten we de zuigelingensterfte waarvan de moeder geregistreerd was in het Rijksregister.
Definities
EU-14
De EU-14 komt overeen met alle landen die tussen 1995 en 2004 al tot de Europese Unie behoorden: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, en Zweden. We vergelijken de Belgische gezondheidsstatus met die van de EU-14 omdat deze landen vergelijkbare sociaal-economische omstandigheden hebben. Opmerking: Het Verenigd Koninkrijk is niet opgenomen in deze lijst, aangezien ze de EU verlaten hebben.
Zuigelingensterfte
De zuigelingensterfte is het aantal sterfgevallen van kinderen onder de leeftijd van 1 jaar per 1000 geboortes in hetzelfde jaar.
Geslachtsratio
De geslachtsratio is het sterftecijfer van jongens onder de 1 jaar gedeeld door het sterftecijfer van meisjes onder de 1 jaar. Een geslachtsratio van 1,2 betekent dat er 1,2 keer meer sterfgevallen bij jongens dan bij meisjes zijn.