Zorgverleners zijn een cruciaal onderdeel van een goed functionerend gezondheidssysteem. Daarom zijn de beschikbaarheid van voldoende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners en het vermogen om een adequaat personeelsbestand voor de toekomst te behouden, belangrijke factoren voor een duurzaam gezondheidssysteem.
In dit deel beoordelen we dit aspect van duurzaamheid aan de hand van indicatoren met betrekking tot:
- De instroom van nieuwe zorgverleners - het aantal nieuw afgestudeerde artsen (S-4), nieuw afgestudeerde artsen die huisarts worden (S-5), nieuw afgestudeerde verpleegkundigen (S-8) en nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma (S-9), maar ook het aandeel in het buitenland opgeleide artsen (S-14) en verpleegkundigen (S-16) met een erkenning (‘visum’) om in België het beroep uit te oefenen.
- De verwachte uitstroom, m.n. het aandeel artsen ouder dan 55 jaar (S-7) en verpleegkundigen ouder dan 50 jaar (S-10).
- Mogelijke (toekomstige) tekorten, door projecties over de evolutie van de vraag (verwachte nood aan huisartsen (S-18) en het aanbod (verwacht aantal praktiserende huisartsen (S-19) en verpleegkundigen (S-22).
Verdere informatie over het huidige personeelsbestand en (mogelijke) tekorten is terug te vinden in de hoofdstukken over toegankelijkheid (A-10 tot A-16), veerkracht (R-1 tot R-3, R-12) en geestelijke gezondheidszorg (MH-2, MH-12).
Instroom van nieuwe zorgverleners - verpleegkundigen (S-8, S-9, S-16)
Om het personeelsbestand in de gezondheidszorg op peil te houden of uit te breiden, is het cruciaal om te investeren in opleiding, maar ook om ervoor te zorgen dat de werkomstandigheden aantrekkelijk genoeg zijn om zorgverleners in het veld te houden.
Vooral verpleegkundige zorg is in veel westerse landen momenteel een bron van bezorgdheid. Die bezorgdheid gaf aanleiding tot verschillende maatregelen om het aantal studenten verpleegkunde te verhogen om tekorten aan te vullen of te voorkomen. Een voorbeeld van zo’n maatregel in België is het project ‘vorming 600’ dat werknemers in de gezondheidszorg de mogelijkheid biedt om een opleiding verpleegkunde te volgen met behoud van hun huidige salaris. Onlangs heeft de regering ook besloten om in het kader van het officiële systeem van het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) de salarissen te verhogen, de werkomstandigheden te verbeteren en na te denken over de taken die aan verpleegkundigen kunnen worden toevertrouwd op basis van hun specifieke diploma's en opleiding.
Het opleidingsniveau van verpleegkundigen is een apart, maar aanverwant punt. Een bachelordiploma is in veel delen van de wereld reeds de normale standaard. Nochtans bieden sommige landen, waaronder België, daarnaast nog steeds diploma's aan van een lager niveau, ondanks het duidelijke bewijs dat een hogere verpleegkundige opleiding leidt tot betere resultaten voor de patiënt en een lager sterftecijfer. Het is daarom belangrijk om de opleiding en de tewerkstelling van verpleegkundigen met een bachelordiploma aan te moedigen, maar ook om te weten wat voor diploma de huidige praktiserende verpleegkundigen hebben.
Tot slot - aangezien verpleegkundigen niet alleen onmisbare werknemers zijn in veel zorginstellingen, maar ook een van de grootste beroepsgroepen in de gezondheidszorg zijn - is het aandeel van de in het buitenland opgeleide verpleegkundigen een belangrijke indicator voor de duurzaamheid van het systeem (of het gebrek daaraan). Afgezien van de ethische kwesties die gepaard gaan met de massale rekrutering van in het buitenland geschoolde zorgverleners, is er geen garantie dat buitenlandse verpleegkundigen in de toekomst gemakkelijk beschikbaar zullen blijven en is het opleiden van een voldoende aantal lokale verpleegkundigen de beste manier om het toekomstige aanbod te garanderen.
Resultaten
Nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een Belgisch diploma per 100 000 inwoners (S-8)
- In 2021 behaalden 5 304 studenten hun diploma verpleegkunde in België. Ongeveer 85% van hen was vrouw, en dit aandeel is stabiel gebleven in de loop van de tijd.
- In 2020 lag het aantal nieuw afgestudeerden verpleegkundigen per 100.000 inwoners in België (45,0) ruim boven de EU-14-gemiddelden (36,7) en de EU-27-gemiddelden (29,7). Echter, het grote aandeel buitenlandse studenten dat België gewoonlijk verlaat na het behalen van hun diploma vertekent deze vergelijking (zie volgende punt).
- Het aandeel buitenlandse studenten verpleegkunde in België neemt toe, vooral in de Franse Gemeenschap, met name 35,4% van de nieuw afgestudeerden in 2021 (+19,2 percentagepunten ten opzichte van 2010); meer dan 80% van hen had de Franse nationaliteit. In Vlaanderen blijft dit aandeel klein (7,3%, +5,6 percentagepunten ten opzichte van 2010).
- De recente verlenging van de studieduur van de opleiding verpleegkunde veroorzaakte een dip in het aantal nieuw afgestudeerden in 2019, en het huidige niveau blijft onder dat van 2014-2018 (6 446 afgestudeerden in 2018). Dit is mogelijk te wijten aan een hoger aantal uitvallers tijdens de covidpandemie of aan een negatief effect van de langere studieduur.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: gezondheidsdata OESO 2023
Afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma (% van de afgestudeerde verpleegkundigen) (S-9)
- Het percentage nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma in België bleef stabiel, rond 56%, tussen 2010 en 2018.
- In 2019 zorgde de verlenging van de studieduur voor een daling van dit percentage tot 45,1%; in 2021 was het nog steeds maar 48,8%.
- Het aandeel nieuw afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma blijft constant hoger in de Franse gemeenschap (58,7% in 2021) dan in de Vlaanderen (42,0% in 2021).
- Het aandeel buitenlandse studenten dat in België als verpleegkundige afstudeert, is hoger voor diploma's van een lager niveau (A2) dan voor bachelordiploma's (A1).
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: FOD Volksgezondheid, Kadaster, berekening KCE
Verpleegkundigen opgeleid in het buitenland (% van verpleegkundigen met een erkenning om het beroep uit te oefenen) (S-16)
- In 2021 had 4,2% van alle verpleegkundigen die een erkenning hebben om het beroep in België uit te oefenen hun opleiding in het buitenland gevold (n=9488). Ze waren overwegend vrouw (80,2%) en jonger dan 55 jaar (87,1%, tegenover slechts 60,5% van de in België opgeleide verpleegkundigen).
- Het aandeel van de in het buitenland opgeleide verpleegkundigen in België is in de loop der jaren toegenomen (van 1,5% in 2010 tot 4,2% in 2021), maar blijft veel lager dan het aandeel artsen die in het buitenland zijn opgeleid (13,1% in 2021, zie hieronder).
- De Belgische cijfers blijven iets onder de EU-14- en EU-27-gemiddelden, maar met een sterkere stijging tussen 2010 en 2021.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: gezondheidsdata OESO 2023
Instroom van nieuwe zorgverleners - artsen (S-4, S-5, S-14)
Om ervoor te zorgen dat artsen ook in de toekomst hun cruciale rol in de gezondheidszorg kunnen blijven vervullen, is het belangrijk dat er elk jaar voldoende nieuwe artsen worden opgeleid. Hierbij moeten we bovendien rekening houden met de lange opleidingsduur, minstens 9 jaar voor huisartsen en 10-13 jaar voor andere medisch-specialisten.
In België beginnen toekomstige artsen aan een 6-jarige basisopleiding geneeskunde (een bachelor van 3 jaar gevolgd door een master van 3 jaar). De nieuw "afgestudeerde basisartsen" starten vervolgens een aanvullende postuniversitaire opleiding van 3 tot 7 jaar waarna ze erkend kunnen worden als medisch specialist (in de huisartsgeneeskunde of een van de medische specialismen). Deze verdere opleidingen zijn onderworpen aan globale quota, die bepalen hoeveel afgestudeerde artsen toegang kunnen krijgen tot de specialisatie (zie technische fiche S-4 voor meer details).
Het blijkt vooral moeilijk om voldoende nieuwe huisartsen te rekruteren, terwijl zij toch een van de hoekstenen zijn van de Belgische gezondheidszorg. Daarom kozen we ervoor om niet alleen te kijken naar het totale aantal nieuw afgestudeerden met een basisdiploma geneeskunde (S-4) dat elk jaar in België wordt opgeleid, maar ook naar het percentage van hen dat vervolgens huisarts wordt (S-5). Dat is een waardevolle indicator voor de aantrekkelijkheid van het huisartsenberoep en dus voor de duurzaamheid van dit essentiële onderdeel van de gezondheidszorg.
Ten slotte kiezen sommige Europese landen er daarnaast voor om sterk in te zetten op rekrutering in het buitenland. Dat is echter om een aantal redenen niet noodzakelijk een goede strategie. Net als bij verpleegkundigen roept de massale rekrutering van buitenlandse artsen ethische vragen op. Het is overigens een pool aan arbeidskrachten waarover we geen controle hebben. We kunnen dus nooit zeker zijn van hun toekomstige beschikbaarheid. Daarom is het percentage in het buitenland opgeleide artsen (S-14) een belangrijke indicator voor een (niet-)duurzaam systeem: voldoende artsen lokaal opleiden blijft de beste manier om het toekomstige aanbod te garanderen.
Resultaten
Afgestudeerde artsen (per 100.000 inwoners) (S-4)
- In 2021 was het aantal nieuw afgestudeerde artsen in België bijna twee keer zo hoog als in 2010 en overschreed het totale quotum met 674 studenten (1904 afgestudeerden, terwijl het quotum er 1230 toelaat). Om verdere overschotten te voorkomen, werden bijkomende maatregelen genomen om het aantal studenten dat aan de opleiding geneeskunde begon, te beperken. Op basis van een analyse van de toekomstige noden, zijn de quota ondertussen verhoogd (van 1230 in 2019 tot 2 073 in 2029).
- Het overschot was groter in de Franse Gemeenschap dan in de Vlaamse Gemeenschap. De Franse Gemeenschap heeft ook een veel hoger percentage niet-Belgische afgestudeerde artsen (19% tegenover 4% voor de Vlaamse Gemeenschap in 2021). Meer dan de helft van hen hebben de Franse nationaliteit. Zij kiezen ervoor om hun studies in België af te ronden en keren dan terug naar hun land om er het beroep uit te oefenen. Zo omzeilen ze de veel strengere regels voor toegang tot de opleiding geneeskunde in Frankrijk.
- De dichtheid van afgestudeerde artsen in België volgt een vergelijkbare trend als de EU-14- en de EU-27-gemiddelden, hoewel die tot 2015 iets lager was en sindsdien iets hoger is.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: gezondheidsdata OESO 2023
Note: De sterke stijging in 2018 was te wijten aan een dubbel cohort dat dat jaar afstudeerde als gevolg van de verkorting van medische studies.
Afgestudeerde artsen die huisarts worden (% afgestudeerde artsen met een medische specialisatie) (S-5)
- Sinds 2021 zijn de gefedereerde entiteiten verantwoordelijk voor het vastleggen van subquota per medisch specialisme op basis van de geschatte noden. In 2023 is het de bedoeling dat meer dan 40% van de artsen kiezen voor een specialisatie tot huisarts (bv. 43% in de Franse gemeenschap).
- Het percentage afgestudeerde artsen dat huisarts wordt, steeg van 26,3% in 2011 tot 38,3% in 2021. Dit weerspiegelt de recente inspanningen om het aantal huisartsen te verhogen.
- Het percentage afgestudeerde artsen dat huisarts wordt, ligt nu hoger in de Franse Gemeenschap dan in de Vlaamse Gemeenschap (40,7% vs. 35,9% in 2021); tot 2018 was het andersom.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Artsen opgeleid in het buitenland (% van artsen die erkend zijn om het beroep uit te oefenen) (S-14)
- In 2021 had ongeveer 13% van alle artsen die erkend zijn om het beroep uit te oefenen in België (9 526 op 72 660) een buitenlands diploma; de helft van hen kwam uit Frankrijk, Nederland en Roemenië.
- Van de praktiserende artsen had in 2021 echter slechts 6,4% een buitenlands diploma.
- Het percentage praktiserende artsen met een buitenlands diploma is in België gestegen (+5,3 percentagepunten tussen 2010 en 2021).
- Tussen 2011 en 2020 bleef het percentage in het buitenland opgeleide artsen dat erkend is om het beroep uit te oefenen in België (12,7% in 2020) iets onder het EU-14-gemiddelde (14,9%), maar boven het EU-27-gemiddelde (11,4%).
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Verwachte uitstroom van zorgverleners (S-7, S-10)
Naast het totale aantal zorgverleners heeft ook de leeftijdsverdeling van het personeelsbestand grote gevolgen voor het toekomstige aanbod van gezondheidsdiensten. In de westerse landen is de toenemende leeftijd van professionals die in de gezondheidszorg werken al langer een bron van bezorgdheid, omdat er mogelijk niet genoeg instroom is om hen te vervangen wanneer ze met pensioen gaan. Een bijkomend probleem is dat niet alle praktiserende zorgverleners bereid of in staat zijn om deze psychologisch en soms fysiek veeleisende job te blijven uitoefenen tot hun wettelijke pensioenleeftijd.
De in dit deel onderzochte indicatoren geven een ruwe schatting van het percentage verpleegkundigen en artsen dat waarschijnlijk binnen de 10 jaar met pensioen gaat.
Resultaten
Verpleegkundigen van 50 jaar of ouder (% van de praktiserende verpleegkundigen) (S-10)
- In 2018 was 32,1% van de praktiserende verpleegkundigen in België 50 jaar of ouder en 18,8% 55 jaar of ouder, met ongeveer gelijkaardige cijfers in alle gewesten.
- Voor de groep verpleegkundigen van 50 jaar en ouder is dit aandeel tussen 2004 en 2018 met 18,1 percentagepunten gestegen, hetgeen kan wijzen op de nood aan meer rekrutering, maar ook op een tendens om langer actief te blijven op de arbeidsmarkt of later met pensioen te gaan. Oudere verpleegkundigen die actief blijven in de zorgsector voeren echter meestal eerder administratieve taken uit.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Praktiserende artsen van 55 jaar of ouder (% van de praktiserende artsen) (S-7)
- In 2021 was 38,6% van de praktiserende artsen in België 55 jaar of ouder.
- Dit percentage daalt sinds 2016, maar blijft boven de 40% voor reumatologen (46,1%, stijgende trend), huisartsen (44,6%, dalende trend), neus-keel-oorartsen (41,2%), radiologen (41%) en specialisten in nucleaire geneeskunde (40,2%) (stijgende trend).
- Het percentage artsen van 55 jaar en ouder blijft aanzienlijk hoger dan de EU-14- en de EU-27-gemiddelden.
Opmerking: Percentages voor België werden berekend op basis van voltijdse equivalenten in plaats van het aantal. De internationale vergelijking is gebaseerd op het aantal personen (per capita), aangezien er geen gegevens over voltijdse equivalenten beschikbaar waren.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: RIZIV
Projecties over de evolutie van vraag en aanbod (S-18, S-19, S-22)
Projecties houden rekening met een aantal factoren om te voorspellen hoe de behoefte aan zorgverleners (hier gemeten aan de hand van het aantal contacten dat patiënten met hen hebben) waarschijnlijk zal toe- of afnemen en hoe het aantal praktiserende zorgverleners zich de komende jaren zal ontwikkelen, zowel in aantal als in voltijdse equivalenten. Dat is een cruciale oefening om de duurzaamheid van het systeem te beoordelen, omdat het ons kan helpen om te anticiperen op onevenwichten tussen vraag en aanbod en om passende maatregelen te nemen om ze te voorkomen of te beperken.
Resultaten
Projectie van het aantal contacten met huisartsen (vraag), evolutie in % (S-18)
• Het aantal contacten met huisartsen in België zal naar verwachting stijgen van ongeveer 51,3 miljoen in 2022 tot 57,3 miljoen in 2033 (gemiddeld +1% per jaar).
• Tussen 2022 en 2027 zal het aantal contacten met huisartsen in België naar verwachting toenemen met in totaal 3,4% (3,2% in Brussel, 3,6% in Wallonië en 3,4% in Vlaanderen).
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: Federaal Planbureau, ramingen PROMES-model september 2023 (EPS 17)
Projectie van het aantal praktiserende huisartsen, evolutie in % (S-19)
- Het aantal praktiserende huisartsen (d.w.z. zij die in de gezondheidszorg werken) in België zal naar verwachting stijgen van 12 554 in 2021 tot 13 089 in 2026 (+4,3%), vervolgens tot 13 606 in 2031 (+3,9%), 14716 in 2036 (+8,2%) en 16 268 in 2041 (+10,5%).
- Volgens een simulatie gebaseerd op een recente beleidswijziging waarbij een optimaal (en hoger) aantal artsen vanaf 2029 aan de opleiding tot huisarts begint, zou de toename echter +13,3% bedragen tussen 2031 en 2036 en +14,7% tussen 2036 en 2041.
- In de Franse Gemeenschap zou het aantal praktiserende huisartsen tussen 2021 en 2026 met 4,3% toenemen, terwijl het aantal voltijdse equivalenten met 8,6% zou dalen. Tussen 2021 en 2041 zou het personeelsbestand stijgen met 18,6% (+987) en het aantal voltijdse equivalenten met 3,2% (+38,7% en +19,0% in de ‘alternatieve’ simulatie).
- In de Vlaamse Gemeenschap zou het aantal praktiserende huisartsen tussen 2021 en 2026 met 4,2% toenemen, terwijl het aantal voltijdse equivalenten met 7,1% zou dalen. Tussen 2021 en 2041 zou het personeelsbestand stijgen met 37,6% (+2727) en het aantal voltijdse equivalenten met 22,0% (+42,5% en +26,1% in de ‘alternatieve’ simulatie).
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu)
Bron: Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu)
Note: VTE = Voltijdsequivalenten.
Projectie van het aantal praktiserende verpleegkundigen, evolutie in % (S-22)
Volgens een KCE-studie uit 2019 zouden er onmiddellijk 1629 meer voltijds equivalente verpleegkundigen nodig zijn - en 5527 binnen vijf jaar - om te zorgen voor duurzame en veilige patiënt-per-verpleegkundige ratio's in ziekenhuizen. Projecties van het aantal voltijds equivalente praktiserende verpleegkundigen in de ziekenhuissector kunnen worden gebruikt om te beoordelen of een dergelijke toename wordt verwacht.
- Het totale aantal praktiserende verpleegkundigen (voltijds equivalenten) zal naar verwachting toenemen met 5345 voltijds equivalenten (+5,0%) tussen 2018 en 2023 en met 5198 voltijds equivalenten (+4,6%) tussen 2023 en 2028.
- In ziekenhuizen zal dit aantal naar verwachting toenemen met 3201 voltijds equivalenten (+4,8%) tussen 2018 en 2023 en met 2554 voltijds equivalenten (+3,7%) tussen 2023 en 2028. Dat is niet genoeg om te zorgen voor duurzame en veilige patiënt-per-verpleegkundige ratio's in ziekenhuizen zoals gedefinieerd in de KCE-studie van 2019.
- In woonzorgcentra zal dit aantal naar verwachting toenemen met 1334 voltijds equivalenten (+7,4%) tussen 2018 en 2023 en met 1292 voltijds equivalenten (+6,7%) tussen 2023 en 2028.
- In de thuiszorg zal dit aantal naar verwachting toenemen tussen 2018 en 2023 met 587 voltijds equivalenten (+3,0%) en met 1242 voltijds equivalenten (+6,3%) tussen 2023 en 2028.
- Globaal wordt verwacht dat de stijging tussen 2018 en 2043 in beide taalgemeenschappen gelijk zal zijn. Het is echter waarschijnlijk dat er in de Franse Gemeenschap op korte termijn een grotere toename zal zijn, terwijl we de grootste toename pas later in de Vlaamse Gemeenschap zullen merken.
Link naar de technische fiche en gedetailleerde resultaten
Bron: Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu)
Bron: Cel Planning van het Aanbod van de Gezondheidszorgberoepen (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu)
Note: VTE = Voltijdsequivalenten.