Zoals hierboven gezien, vervullen overlegorganen een essentiële rol. Op basis van hun advies wordt de opleiding van beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg gewijzigd en aangepast aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, maar ook aan de behoeften van de bevolking.
Op basis van het advies van de raden is het bijvoorbeeld mogelijk om de competenties van bepaalde beroepen uit te breiden wanneer zij dat nodig achten. Dit gaat soms gepaard met de verlenging van de duur van de opleiding.
Een kwaliteitscontrole kan ook worden verricht door te voorzien in een verplichting van permanente vorming gedurende de volledige loopbaan van de beroepsbeoefenaars, zodat zij hun kennis regelmatig bijspijkeren. De geneeskunde en de gezondheidszorg evolueren voortdurend en het is dus belangrijk dat de verstrekte zorg dienovereenkomstig mee evolueert.
De overlegorganen kunnen zich dus uitspreken over een groot aantal onderwerpen in verband met de kwaliteit van de zorg of de kwaliteit van de opleiding. Onder de personen die in deze organen zetelen, is er een groot aantal beroepsbeoefenaars die, naast hun mandaat, ook hun beroep dag in dag uit beoefenen. Zij zijn dus beter dan wie ook in staat om te beoordelen welke wijzigingen noodzakelijk zijn om het hoogst mogelijke kwaliteitsniveau te handhaven.