Voor geen van de beroepen die Nora, Deborah en Joël hebben gekozen, geldt een quotum. Zij kunnen hun studie dus beginnen zonder dat ze zich hierover zorgen moeten maken. Zo zetten ze hun eerste stappen in het hoger onderwijs. Maar hoe wordt hun leerplan bepaald? Op welke basis wordt de duur van hun studies vastgesteld? Moeten ze al dan niet een stage volgen?
Al deze gegevens worden vastgesteld binnen de federale adviesorganen van de beroepen in de gezondheidszorg.
Overlegorganen
Er bestaan verschillende adviesorganen voor de beroepen in de gezondheidszorg, elk met een raadgevende bevoegdheid. Hun opdracht bestaat erin de minister van Volksgezondheid op diens verzoek of op eigen initiatief advies te verlenen over de uitoefening van het beroep dat zij vertegenwoordigen en, in voorkomend geval, advies over de criteria voor de erkenning van deze beroepsbeoefenaars en van de stagemeesters en -diensten in de betrokken vakgebieden.
Er bestaan vandaag 8 adviesraden en 2 technische commissies:
Algemeen bestaan deze adviesorganen hoofdzakelijk uit vertegenwoordigers van de beroepsgroep, afkomstig van beroepsverenigingen of de academische wereld. In de meeste organen zetelen artsen. De precieze samenstelling van deze adviesorganen verschilt echter naargelang van de vertegenwoordigde beroepsgroep.
Om zijn adviezen voor te bereiden, kan elk adviesorgaan werkgroepen met een specifieke opdracht oprichten. Deze werkgroepen zijn samengesteld uit leden van de betrokken raad of de betrokken commissie en eventueel externe deskundigen die geen lid zijn van de raad of commissie. Afhankelijk van de specifieke bevoegdheden die aan het adviesorgaan zijn toegewezen, worden er soms ook vaste werkgroepen ingesteld.
Wanneer het beroep een stage vereist, zijn er werkgroepen belast met de analyse van individuele dossiers en de opmaak van adviezen in het kader van juridische procedures (i.e. toekenning of verlenging van de erkenning als stagemeester, …). Dit is meer bepaald het geval voor artsen, tandartsen, ziekenhuisapothekers en de beroepen in de geestelijke gezondheidszorg.
ADVIEZEN
De adviezen kunnen betrekking hebben op een reeks maatregelen die van invloed zijn op de opleiding die studenten in de verschillende medische beroepen zullen volgen.
Hierna volgt een niet-exhaustieve lijst van onderwerpen waarover adviezen kunnen worden uitgebracht:
De mogelijkheid om gereglementeerde titels of beroepen te creëren
De herziening van bestaande criteria
De duur en het niveau van de opleiding
De te verwerven eindcompetenties
Voorbehouden handelingen, handelingen die autonoom kunnen worden uitgeoefend, handelingen die kunnen worden gedelegeerd enzovoort
Onderwerpen die nieuwe uitdagingen inhouden, zoals artificiële intelligentie, telegeneeskunde enzovoort
Desgevallend, het aantal uren stage dat moet worden gevolgd
Sinds maart 2020 heeft de gezondheidscrisis grote gevolgen gehad voor de werkzaamheden van de adviesorganen. Er werd op hen een beroep gedaan om dringende adviezen uit te brengen over aangelegenheden die specifiek verband hielden met de pandemie. Bovendien werd er van de beroepsbeoefenaars, die in deze raden en commissies zetelen, een grote inspanning op het terrein gevraagd. Om deze redenen hebben de werkzaamheden, die geen verband hielden met de pandemie, tijdens het eerste deel van de crisis vertraging opgelopen. De weerslag van de gezondheidscrisis was echter voor elke raad verschillend.
Sindsdien hebben de overlegorganen hun werkzaamheden in een normaler tempo hervat. Sommige raden worden momenteel echter vernieuwd of werden zeer recent vernieuwd. Dit heeft ook een invloed op hun activiteiten.
EVENREDIGHEID
De wetgeving over de evenredigheid heeft sinds 2021 gevolgen voor de werkzaamheden van de overlegorganen. In overeenstemming met de Europese richtlijn van 2018 moet de wetgever de evenredigheid van de maatregelen rechtvaardigen wanneer ze een beperkende impact hebben op de toegang tot of de uitoefening van een beroep.
Veel van de adviezen van de raden en andere organen vallen in één of beide van deze categorieën. Wanneer dit het geval is, moet het orgaan voortaan aantonen dat de maatregelen een doel van algemeen belang hebben en goed gerechtvaardigd zijn.
Er moet dus een evenredigheidstoetsing plaatsvinden wanneer de maatregel beperkingen toevoegt aan de toegang tot of de uitoefening van een beroep. Dit kan bijvoorbeeld zijn:
Het aantal studiejaren verlengen
Het aantal stage-uren toevoegen of uitbreiden
Een permanente opleiding invoeren om een beroep uit te oefenen
De uitoefening van een beroep afhankelijk stellen van het lidmaatschap van een beroepsorde
…
Daarnaast bevat de richtlijn ook een verplichting inzake openbaarheid. Krachtens de regelgeving heeft eender wie immers het recht kennis te krijgen van de beoogde maatregelen alvorens ze in werking treden. Belanghebbenden kunnen er dan op reageren indien ze dat wensen. Dit recht van reactie wordt verleend aan zowel de beroepsbeoefenaars als aan studenten, patiënten, verenigingen, enzovoort.
Zoals hierboven gezegd, kan er voor sommige beroepen worden beslist dat een stage moet worden georganiseerd voor de personen in opleiding. Dit is het geval voor artsen, tandartsen, ziekenhuisapothekers en ook voor klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen[2]; zij worden in sommige beroepen "assistenten" genoemd voor de duur van hun stage. Deze personen worden opgeleid door een beroepsbeoefenaar, die "stagemeester" wordt genoemd. Er bestaat een erkenningsprocedure voor deze stagemeesters en -diensten. De minister van Volksgezondheid is bevoegd om deze erkenningen af te geven. Volgens de wetgeving baseert hij zijn beslissing op de adviezen van de betrokken adviesorganen: het gaat inzonderheid om de Hoge Raad van artsen-specialisten en huisartsen, de Hoge Raad voor Tandheelkunde, de Commissie voor erkenning van de ziekenhuisapothekers en de Federale Raad voor Geestelijke Gezondheidszorgberoepen.
Om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen, zijn er voor elk beroep en elke specialisatie criteria voor de erkenning van de stagemeesters en -diensten vastgesteld. Deze criteria hebben betrekking op zowel de toekomstige stagemeester als de activiteit en de begeleiding die de stagedienst kan aanbieden.
Criteria die aan elk type van praktijk zijn aangepast, laten toe de kwaliteit te garanderen van de opleiding van zowel een toekomstige huisarts die een opleiding volgt in een huisartsenpraktijk als een klinisch psycholoog die een opleiding volgt in een ziekenhuis.
Deze erkenningen van stagemeester vertegenwoordigen jaarlijks een vrij aanzienlijk aantal aanvragen. De dossiers worden geanalyseerd door de administratie, voorgesteld aan werkgroepen en de adviezen worden door de bevoegde raad bevestigd alvorens te worden voorgelegd aan de minister, die de definitieve beslissing neemt.
Hierna volgen enkele cijfers[3] ter illustratie van het volume aanvragen en verleende adviezen met betrekking tot de erkenning van stagemeesters en permanente opleidingen in de verschillende beroepen.
ZIEKENHUISAPOTHEKERS
De aanvragen tot erkenning van stagemeesters en -diensten voor ziekenhuisapothekers worden behandeld door de erkenningscommissie, in afwachting van de oprichting van de Federale Raad voor Apothekers. Deze commissie beslist ook over de aanvragen tot erkenning van permanente opleidingen voor ziekenhuisapothekers.
Om de hernieuwing van hun erkenning als ziekenhuisapotheker aan te vragen, moeten de betrokken beroepsbeoefenaars om de vijf jaar immers een dossier indienen bij de gemeenschappen. Eén van de elementen van dit dossier is het bewijs van het volgen van permanente opleidingen[4].
TANDARTSEN
Voor tandartsen is de rechtsgrondslag het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel. Een permanente werkgroep behandelt de aanvragen tot erkenning van de stagemeesters en -diensten in de algemene en gespecialiseerde tandheelkunde.
BEROEPEN IN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
Het proces tot erkenning van stagemeesters en -diensten in de geestelijke gezondheidszorg is in 2021 van start gegaan.
In totaal werden 184 aanvragen ingediend tot erkenning van stagemeesters en -diensten. Het ging om twee beroepen: klinische psychologie en klinische orthopedagogiek.
In de toekomst zullen we de gegevens kunnen vergelijken met de latere jaren om een beter beeld te krijgen van de evolutie van de stages in de geestelijke gezondheidszorg.
ARTSEN
Voor artsen is de rechtsgrondslag het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen.
Er werden 2 vaste werkgroepen opgericht: "Huisartsen" en "Artsen-specialisten". Ze hebben de volgende opdrachten:
Bij de Hoge Raad advies uitbrengen over de erkenningsaanvragen die huisartsen en artsen-specialisten indienen als stagemeesters of -diensten. Dit advies wordt gevalideerd door de raad.
Adviezen uitbrengen over de aangelegenheden die de raad hun toevertrouwt.
HUISARTSEN (POSITIEVE ADVIEZEN)
ARTSEN-SPECIALISTEN (POSITIEVE ADVIEZEN)
Nora, Deborah et Joël hebben hun opleiding hoger onderwijs voltooid en hun inspanningen hebben vruchten afgeworpen.
Na jaren van studie bereiken ze het einde van hun academisch parcours met een diploma op zak. Wat is nu de volgende stap om hun carrière te beginnen?
[1]De federale raad voor apothekers wordt momenteel samengesteld.
[2]Een stage voor klinische psychologen en orthopedagogen is momenteel niet verplicht.
[3]IHet betreft cijfers van de tijdens het jaar X afgeronde dossiers, i.e. dossiers waarvoor de raad een advies heeft verleend en de minister een beslissing heeft genomen. Het gaat dus niet om een volume aan activiteiten, daar elk dossier slechts eenmaal wordt geteld, ongeacht het aantal tussentijdse adviezen dat de raad heeft uitgebracht.
[4]De gezondheidscrisis had een weerslag op de jaren 2020 en 2021. De organisatie van de permanente opleidingen werd danig verstoord.
De begeleiding van de beoefenaars van een gezondheidszorgberoep begint nog voor hun opleiding aangevat wordt.
Deze begeleiding behelst de monitoring en de planning van het medisch aanbod. Het algemene idee is ervoor te zorgen dat aan de gezondheidsbehoeften van de bevolking wordt voldaan door zowel een teveel als een tekort aan beroepsbeoefenaars in een bepaald domein te voorkomen.
Wat is planning?
De planning van het aantal beoefenaars van een gezondheidszorgberoep is van essentieel belang om de gezondheid van de bevolking te waarborgen, met als doel:
Vraag en aanbod van zorg op elkaar af te stemmen
Tekorten te vermijden
Te anticiperen op een te groot aanbod
Dit alles is noodzakelijk om de kwaliteit van de zorg, het welzijn van onze beroepsbeoefenaars, de budgettaire houdbaarheid en de doeltreffendheid van de ziekteverzekering te garanderen. Daartoe werd in 1996 de Planningscommissie van het medisch aanbod opgericht. Deze commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van universiteiten, ziekenfondsen (Intermutualistisch College), de beroepen in de gezondheidszorg (beroepsorganisaties), de bevoegde ministers, de Gemeenschappen, het RIZIV en de FOD VVVL.
Vandaag is de informatie waarover de planningscommissie beschikt complex. De gegevens zijn afkomstig van verschillende databanken en worden geanonimiseerd en geanalyseerd om een zo gedetailleerd en realistisch mogelijk beeld te geven van de activiteit van gezondheidswerkers in België.
Aanvankelijk was de planning beperkt tot het beroep van arts en tandarts. Vandaag heeft de planning betrekking op een steeds groter aantal beroepsbeoefenaars. Net als de behoeften van de bevolking is planning een dynamisch proces dat nog voortdurend wordt verbeterd.
Onderstaande figuur geeft een overzicht van de verschillende fasen die de Planningscommissie voor elk beroep heeft gevolgd, vanaf de opmaak van het PLANCAD tot de redactie van de adviezen.
FASEN VAN DE PLANNING
BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEIT VAN EEN BEROEP OP DE BELGISCHE ARBEIDSMARKT
Hoewel het kadaster zeer nuttig is voor de Planningscommissie omdat het een overzicht geeft van alle personen die een vergunning voor een beroepsactiviteit hebben aangevraagd, volstaat het niet om de taken van de commissie uit te voeren.
Deze databank maakt het niet mogelijk om het aandeel van erkende personen te kennen die effectief actief zijn, in welke mate die activiteit wordt uitgeoefend, in welke sectoren alsook in welke geografische zone.
De Planningscommissie van het medisch aanbod moet echter beschikken over informatie over de activiteit van de beoefenaars van een gezondheidszorgberoep en hun activiteitsniveau om die beroepsbevolking nauwkeurig te kunnen monitoren, om prognoses over de evolutie ervan uit te werken en om het aanbod van beroepsbeoefenaars te plannen, door de contingentering van artsen en tandartsen te bepalen. Om die reden voorziet artikel 99 van de wet van 10 mei 2015 in de mogelijkheid om de gegevens van het kadaster te koppelen aan een reeks andere databanken.
Het project "PlanCad", dat op deze basis is opgezet, koppelt gegevens uit verschillende bronnen met als doel het e-CAD te vervolledigen. Tot deze bronnen behoren meer bepaald:
het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV)
de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) voor de gegevens betreffende de werknemers,
het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) voor de gegevens betreffende de zelfstandigen.
De identificatie van personen wordt onmogelijk gemaakt door de gegevens te anonimiseren. Dankzij deze koppeling kunnen er relevante antwoorden worden gegeven op de vragen over de beroepsbevolking in de beroepen.
Bijvoorbeeld:
Wat is het aantal actieve personen binnen een beroepscategorie in België?
Hoe ziet de leeftijdspiramide van de beroepscategorie eruit?
Wat is de arbeidsduur onder het statuut van werknemer of in vrije uitoefening van het beroep (onder het statuut van zelfstandige) van de zorgverleners?
Hoe zijn deze personen verspreid tussen de verschillende deelsectoren van de gezondheidszorg?
Wat is het respectievelijke aandeel van voltijds en van deeltijds werk?
Wat is de spreiding volgens het arrondissement van de woonplaats?
Hoe evolueerde de beroepsgroep tussen de onderzochte jaren?
De gebruikte gegevens hebben betrekking op meerdere jaren. Dit maakt het mogelijk evoluties te zien en trends op te merken in de prognoses voor de toekomstige ontwikkeling van de beroepsbevolking.
BASISSCENARIO
Bij de planning van de beroepen in de gezondheidszorg wordt gekeken naar de beschikbare gegevens om een 'prognose' in cijfers op te stellen. Voor elk beroep worden verschillende scenario's van ontwikkeling van de beroepsbevolking uitgewerkt.
Het model van prognose van de beroepsbevolking is het werkinstrument waarop de prognoses zijn gebaseerd. Het gaat om een instrument van het type 'stock and flow'. Het gaat uit van het principe dat er, voor elk gezondheidszorgberoep, een vraag en een aanbod bestaat.
De vraag wordt ingevuld door de populatie die nood heeft aan gezondheidszorg. Het aanbod wordt bepaald door de personen die in de gezondheidszorg het beroep in kwestie uitoefenen.
Het projectiemodel omvat vele parameters en houdt rekening met de internationale mobiliteit, zowel bij het begin van de studies als bij de aanvang van de specialisaties en van de beroepspraktijk. De scenario's anticiperen op de actieve beroepsbevolking in België, in een Europese en internationale context geplaatst.
Op basis van de huidige situatie van een specifieke groep van beroepsbeoefenaars en verschillende veronderstellingen over de toekomstige evolutie worden meerdere scenario's van evolutie van de beroepsbevolking uitgewerkt.
In het basisscenario worden de waargenomen historische tendensen als uitgangspunt gebruikt. Er worden projecties uitgewerkt van de evolutie van het aantal actieve beroepsbeoefenaars "bij ongewijzigde omstandigheden en beleid". Bij deze voorspellingen is rekening gehouden met de stock aan actieven, waarvan de uitstroom (overlijdens, pensioneringen) wordt afgetrokken en de nieuw gediplomeerden in België, net als de instroom van beoefenaars die in het buitenland zijn gediplomeerd, worden toegevoegd.
De evolutie van de zorgvraag wordt ingeschat op basis van het aantal individuen, de bevolkingsstructuur per leeftijd en per geslacht, en de zorgconsumptie.
ALTERNATIEVE SCENARIO’S
Vervolgens worden er alternatieve scenario's uitgewerkt. De parameters van het basismodel worden aangepast aan een aantal hypotheses over de toekomstige evolutie: de beroepsbevolking, de context, de activiteit, de vraag naar zorg, enzovoort. Die hypotheses worden ontwikkeld door de verschillende werkgroepen van de Planningscommissie.
ADVIES AAN DE FEDERALE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID
Eens de toekomstscenario's zijn uitgewerkt, stelt de Planningscommissie een advies op. Dit advies beschrijft de evolutie van het beroep, de verhouding tussen vraag en aanbod en alle daarmee verband houdende vraagstukken en problemen. Voor beroepen waarvoor een quotum geldt, stelt de commissie ook een advies op waarin het federale quotum wordt vastgesteld. Dit quotum zal worden gebruikt om te bepalen hoeveel artsen en tandartsen opgeleid in België toegang zullen hebben tot een stage om een professionele titel in een specialisme in België te kunnen behalen. Tot op heden geldt een dergelijk quotum alleen voor artsen en tandartsen.
ACTIEVE PERSONEN TEN OPZICHTE VAN ALLE BEROEPSBEOEFENAARS IN DE GEZONDHEIDSZORG DIE HET RECHT HEBBEN HET BEROEP UIT TE OEFENEN
Aan de ene kant hebben we het aantal prestatiegerechtigde beroepsbeoefenaars. Dit is het aantal dat op 31 december 2021 is opgenomen in de jaarlijkse statistieken van prestatiegerechtigde beroepsbeoefenaars. Het cijfer omvat alle beroepsbeoefenaars die in België en daarbuiten gedomicilieerd zijn. Anderzijds hebben we het aantal beroepsbeoefenaars dat daadwerkelijk in de gezondheidszorg werkt.
% AANTAL ACTIEVE PERSONEN TEN OPZICHTE VAN ALLE BEROEPSBEOEFENAARS IN DE GEZONDHEIDSZORG DIE HET RECHT HEBBEN HET BEROEP UIT TE OEFENEN
Het verschil in percentage dat tussen de twee gemeenschappen wordt waargenomen voor de beroepsbevolking in de gezondheidszorg, wordt voornamelijk verklaard door de grote aanwezigheid van buitenlandse studenten in de Franse gemeenschap.
Deze studenten volgen een opleiding in het Franstalig onderwijs en keren daarna terug om hun beroep uit te oefenen in hun land van herkomst zonder dat de beroepsbevolking in België wordt versterkt. De Franse Gemeenschap heeft een decreet uitgevaardigd om dit aantal te beperken.
Voor geen van de beroepen die Nora, Deborah en Joël hebben gekozen, geldt een quotum. Zij kunnen hun studie dus beginnen zonder dat ze zich hierover zorgen moeten maken. Zo zetten ze hun eerste stappen in het hoger onderwijs. Maar hoe wordt hun leerplan bepaald? Op welke basis wordt de duur van hun studies vastgesteld? Moeten ze al dan niet een stage volgen?
Al deze gegevens worden vastgesteld binnen de federale adviesorganen van de beroepen in de gezondheidszorg.
Overlegorganen
Er bestaan verschillende adviesorganen voor de beroepen in de gezondheidszorg, elk met een raadgevende bevoegdheid. Hun opdracht bestaat erin de minister van Volksgezondheid op diens verzoek of op eigen initiatief advies te verlenen over de uitoefening van het beroep dat zij vertegenwoordigen en, in voorkomend geval, advies over de criteria voor de erkenning van deze beroepsbeoefenaars en van de stagemeesters en -diensten in de betrokken vakgebieden.
Er bestaan vandaag 8 adviesraden en 2 technische commissies:
Algemeen bestaan deze adviesorganen hoofdzakelijk uit vertegenwoordigers van de beroepsgroep, afkomstig van beroepsverenigingen of de academische wereld. In de meeste organen zetelen artsen. De precieze samenstelling van deze adviesorganen verschilt echter naargelang van de vertegenwoordigde beroepsgroep.
Om zijn adviezen voor te bereiden, kan elk adviesorgaan werkgroepen met een specifieke opdracht oprichten. Deze werkgroepen zijn samengesteld uit leden van de betrokken raad of de betrokken commissie en eventueel externe deskundigen die geen lid zijn van de raad of commissie. Afhankelijk van de specifieke bevoegdheden die aan het adviesorgaan zijn toegewezen, worden er soms ook vaste werkgroepen ingesteld.
Wanneer het beroep een stage vereist, zijn er werkgroepen belast met de analyse van individuele dossiers en de opmaak van adviezen in het kader van juridische procedures (i.e. toekenning of verlenging van de erkenning als stagemeester, …). Dit is meer bepaald het geval voor artsen, tandartsen, ziekenhuisapothekers en de beroepen in de geestelijke gezondheidszorg.
ADVIEZEN
De adviezen kunnen betrekking hebben op een reeks maatregelen die van invloed zijn op de opleiding die studenten in de verschillende medische beroepen zullen volgen.
Hierna volgt een niet-exhaustieve lijst van onderwerpen waarover adviezen kunnen worden uitgebracht:
De mogelijkheid om gereglementeerde titels of beroepen te creëren
De herziening van bestaande criteria
De duur en het niveau van de opleiding
De te verwerven eindcompetenties
Voorbehouden handelingen, handelingen die autonoom kunnen worden uitgeoefend, handelingen die kunnen worden gedelegeerd enzovoort
Onderwerpen die nieuwe uitdagingen inhouden, zoals artificiële intelligentie, telegeneeskunde enzovoort
Desgevallend, het aantal uren stage dat moet worden gevolgd
Sinds maart 2020 heeft de gezondheidscrisis grote gevolgen gehad voor de werkzaamheden van de adviesorganen. Er werd op hen een beroep gedaan om dringende adviezen uit te brengen over aangelegenheden die specifiek verband hielden met de pandemie. Bovendien werd er van de beroepsbeoefenaars, die in deze raden en commissies zetelen, een grote inspanning op het terrein gevraagd. Om deze redenen hebben de werkzaamheden, die geen verband hielden met de pandemie, tijdens het eerste deel van de crisis vertraging opgelopen. De weerslag van de gezondheidscrisis was echter voor elke raad verschillend.
Sindsdien hebben de overlegorganen hun werkzaamheden in een normaler tempo hervat. Sommige raden worden momenteel echter vernieuwd of werden zeer recent vernieuwd. Dit heeft ook een invloed op hun activiteiten.
EVENREDIGHEID
De wetgeving over de evenredigheid heeft sinds 2021 gevolgen voor de werkzaamheden van de overlegorganen. In overeenstemming met de Europese richtlijn van 2018 moet de wetgever de evenredigheid van de maatregelen rechtvaardigen wanneer ze een beperkende impact hebben op de toegang tot of de uitoefening van een beroep.
Veel van de adviezen van de raden en andere organen vallen in één of beide van deze categorieën. Wanneer dit het geval is, moet het orgaan voortaan aantonen dat de maatregelen een doel van algemeen belang hebben en goed gerechtvaardigd zijn.
Er moet dus een evenredigheidstoetsing plaatsvinden wanneer de maatregel beperkingen toevoegt aan de toegang tot of de uitoefening van een beroep. Dit kan bijvoorbeeld zijn:
Het aantal studiejaren verlengen
Het aantal stage-uren toevoegen of uitbreiden
Een permanente opleiding invoeren om een beroep uit te oefenen
De uitoefening van een beroep afhankelijk stellen van het lidmaatschap van een beroepsorde
…
Daarnaast bevat de richtlijn ook een verplichting inzake openbaarheid. Krachtens de regelgeving heeft eender wie immers het recht kennis te krijgen van de beoogde maatregelen alvorens ze in werking treden. Belanghebbenden kunnen er dan op reageren indien ze dat wensen. Dit recht van reactie wordt verleend aan zowel de beroepsbeoefenaars als aan studenten, patiënten, verenigingen, enzovoort.
Zoals hierboven gezegd, kan er voor sommige beroepen worden beslist dat een stage moet worden georganiseerd voor de personen in opleiding. Dit is het geval voor artsen, tandartsen, ziekenhuisapothekers en ook voor klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen[2]; zij worden in sommige beroepen "assistenten" genoemd voor de duur van hun stage. Deze personen worden opgeleid door een beroepsbeoefenaar, die "stagemeester" wordt genoemd. Er bestaat een erkenningsprocedure voor deze stagemeesters en -diensten. De minister van Volksgezondheid is bevoegd om deze erkenningen af te geven. Volgens de wetgeving baseert hij zijn beslissing op de adviezen van de betrokken adviesorganen: het gaat inzonderheid om de Hoge Raad van artsen-specialisten en huisartsen, de Hoge Raad voor Tandheelkunde, de Commissie voor erkenning van de ziekenhuisapothekers en de Federale Raad voor Geestelijke Gezondheidszorgberoepen.
Om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen, zijn er voor elk beroep en elke specialisatie criteria voor de erkenning van de stagemeesters en -diensten vastgesteld. Deze criteria hebben betrekking op zowel de toekomstige stagemeester als de activiteit en de begeleiding die de stagedienst kan aanbieden.
Criteria die aan elk type van praktijk zijn aangepast, laten toe de kwaliteit te garanderen van de opleiding van zowel een toekomstige huisarts die een opleiding volgt in een huisartsenpraktijk als een klinisch psycholoog die een opleiding volgt in een ziekenhuis.
Deze erkenningen van stagemeester vertegenwoordigen jaarlijks een vrij aanzienlijk aantal aanvragen. De dossiers worden geanalyseerd door de administratie, voorgesteld aan werkgroepen en de adviezen worden door de bevoegde raad bevestigd alvorens te worden voorgelegd aan de minister, die de definitieve beslissing neemt.
Hierna volgen enkele cijfers[3] ter illustratie van het volume aanvragen en verleende adviezen met betrekking tot de erkenning van stagemeesters en permanente opleidingen in de verschillende beroepen.
ZIEKENHUISAPOTHEKERS
De aanvragen tot erkenning van stagemeesters en -diensten voor ziekenhuisapothekers worden behandeld door de erkenningscommissie, in afwachting van de oprichting van de Federale Raad voor Apothekers. Deze commissie beslist ook over de aanvragen tot erkenning van permanente opleidingen voor ziekenhuisapothekers.
Om de hernieuwing van hun erkenning als ziekenhuisapotheker aan te vragen, moeten de betrokken beroepsbeoefenaars om de vijf jaar immers een dossier indienen bij de gemeenschappen. Eén van de elementen van dit dossier is het bewijs van het volgen van permanente opleidingen[4].
TANDARTSEN
Voor tandartsen is de rechtsgrondslag het koninklijk besluit van 10 november 1996 tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel. Een permanente werkgroep behandelt de aanvragen tot erkenning van de stagemeesters en -diensten in de algemene en gespecialiseerde tandheelkunde.
BEROEPEN IN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
Het proces tot erkenning van stagemeesters en -diensten in de geestelijke gezondheidszorg is in 2021 van start gegaan.
In totaal werden 184 aanvragen ingediend tot erkenning van stagemeesters en -diensten. Het ging om twee beroepen: klinische psychologie en klinische orthopedagogiek.
In de toekomst zullen we de gegevens kunnen vergelijken met de latere jaren om een beter beeld te krijgen van de evolutie van de stages in de geestelijke gezondheidszorg.
ARTSEN
Voor artsen is de rechtsgrondslag het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen.
Er werden 2 vaste werkgroepen opgericht: "Huisartsen" en "Artsen-specialisten". Ze hebben de volgende opdrachten:
Bij de Hoge Raad advies uitbrengen over de erkenningsaanvragen die huisartsen en artsen-specialisten indienen als stagemeesters of -diensten. Dit advies wordt gevalideerd door de raad.
Adviezen uitbrengen over de aangelegenheden die de raad hun toevertrouwt.
HUISARTSEN (POSITIEVE ADVIEZEN)
ARTSEN-SPECIALISTEN (POSITIEVE ADVIEZEN)
Nora, Deborah et Joël hebben hun opleiding hoger onderwijs voltooid en hun inspanningen hebben vruchten afgeworpen.
Na jaren van studie bereiken ze het einde van hun academisch parcours met een diploma op zak. Wat is nu de volgende stap om hun carrière te beginnen?
[1]De federale raad voor apothekers wordt momenteel samengesteld.
[2]Een stage voor klinische psychologen en orthopedagogen is momenteel niet verplicht.
[3]IHet betreft cijfers van de tijdens het jaar X afgeronde dossiers, i.e. dossiers waarvoor de raad een advies heeft verleend en de minister een beslissing heeft genomen. Het gaat dus niet om een volume aan activiteiten, daar elk dossier slechts eenmaal wordt geteld, ongeacht het aantal tussentijdse adviezen dat de raad heeft uitgebracht.
[4]De gezondheidscrisis had een weerslag op de jaren 2020 en 2021. De organisatie van de permanente opleidingen werd danig verstoord.
Eens het diploma is behaald, bestaat de volgende stap erin de erkenning of het visum aan te vragen. Op het gebied van de gezondheidszorg is de toegang tot het beroep afhankelijk van het bezit van een visum.
Na de toekenning ervan is het voor sommige beroepen nog mogelijk om de accreditatie te verkrijgen voor een bepaalde beroepstitel of -kwalificatie, vaak na het volgen van een aanvullende beroepsopleiding.
Dit is het geval voor de volgende beroepen:
Huisartsen en specialisten
Algemene en gespecialiseerde tandartsen
Ziekenhuisapothekers
Verpleegkundigen
Vroedvrouwen
Voor andere beroepen wordt de erkenning verkregen voordat het visum wordt afgegeven.
Dit is inzonderheid het geval voor:
Kinesitherapeuten
Paramedische beroepen
Als gevolg van de 6de staatshervorming in 2014 werd de bevoegdheid inzake erkenningen overgedragen aan de gemeenschappen. De federale overheid is enkel nog bevoegd voor de erkenning van stagemeesters, zoals we hierboven hebben gezien. Hierdoor is er een tweedeling ontstaan: de toegang tot het beroep via de toekenning van visa is een federale bevoegdheid terwijl de erkenning tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoort.
Voorheen werd het visum volgens een gedecentraliseerde procedure afgegeven door de provinciale medische commissies. Vandaag wordt het grotendeels automatisch en centraal geleverd. De procedure voor de verschillende beroepen is als volgt:
Artsen, tandartsen, apothekers, verpleegkundigen en vroedvrouwen
Voor beroepen zonder erkenning van de basistitel: het visum wordt afgegeven op basis van een uitwisseling met de universiteiten,hogescholen en middelbare scholen via een speciaal daarvoor ontwikkeld portaal.
Ter gelegenheid van elke proclamatieperiode verstrekken de instellingen lijsten van studenten met een basisdiploma. Via deze lijsten verstuurt de eenheid Toegang tot het beroep het visum automatisch (per e-mail of per post) kort na het einde van hun studie.
Kinesitherapeuten, paramedische beroepen en zorgkundigen
Het basisdiploma van de beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg is in een eerste fase het voorwerp van erkenning door de gemeenschappen.
De gemeenschappen gebruiken dezelfde databank voor de erkenningen als de FOD voor de toekenning van de visa; het visum kan automatisch worden afgegeven zodra de erkenning is verleend.
Klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen
In 2019 is begonnen met de afgifte van visa, waarvan sommige op basis van overgangsmaatregelen zijn afgegeven.
De meeste aanvragen (overgangsmaatregelen) worden echter nog steeds individueel ingediend. Voor pas afgestudeerden kan ook het portaal van de onderwijsinstelling worden gebruikt.
Naast de afgifte van visa voor Belgische diploma's worden ook buitenlandse diploma's geviseerd, in veel gevallen na voorafgaande erkenning. De erkenningsprocedure verschilt naargelang het diploma in een EU-land of een niet-EU-land werd behaald.
Europese diploma’s
Erkenning op grond van de Europese Richtlijn 2005/36/EG en dus door de Gemeenschappen.
Het visum wordt automatisch afgegeven zoals voor Belgische diploma's met erkenning van de basistitel.
Niet-Europese diploma’s
Toelating om een beroep in de gezondheidszorg uit te oefenen, verleend door de Koning, nadat het diploma door de Gemeenschappen gelijkwaardig is verklaard en na advies van de bevoegde federale raad van het beroep.
Naast gelijkwaardigheid wordt ook een erkenning gevraagd voordat het visum kan worden toegekend voor kinesitherapeuten, paramedici en zorgkundigen.
Als gevolg van de eerder genoemde hervorming kan de volgorde van de stappen van de procedure na het afstuderen per beroep verschillen. Hierna volgen de schema's ter illustratie van de stappen die toegang bieden tot het gekozen beroep en de uitoefening ervan mogelijk maken in het geval van Nora, Deborah en Joël.
LOGOPEDIST
Voor logopedisten blijkt uit het schema dat de erkenning de eerste formaliteit is die moet worden vervuld eens men is afgestudeerd. Daarna wordt het visum toegekend. Dit verleent het recht om het beroep in België uit te oefenen. Verder kan de beroepsbeoefenaar beslissen aan te sluiten bij het RIZIV en een RIZIV-nummer aan te vragen.
VROEDVROUW
De duur van de studies is verschillend, maar voor het overige is de procedure dezelfde als deze van de logopedisten.
VERPLEEGKUNDIGE
Voor verpleegkundigen bestaat de eerste stap in het verkrijgen van het visum. De beroepsbeoefenaar heeft dan de keuze: als hij beslist één van de mogelijke kwalificaties of specialisaties voor het beroep van verpleegkundige te behalen, wordt een erkenning toegekend.
Het visum en de erkenning zijn verkregen. Deborah, Joël en Nora kunnen zich nu officieel aansluiten bij de honderdduizenden mensen die in België een beroep in de gezondheidszorg mogen uitoefenen.
Ze kunnen nu toetreden tot de arbeidswereld en hun beroep daadwerkelijk gaan uitoefenen.
In het volgende deel analyseren we aan de hand van verschillende cijfers enkele kenmerken van de drie beroepen waarin deze drie jongeren aan de slag zullen gaan, i.e. logopedist, vroedvrouw en verpleegkundige.